behalve hun
bovenkleederen, met verlof gezegd ook hun ondergoed en hun hemd hebben
uitgetrokken, de eene heeft een spiksplinternieuwe stroohoed op, maar de
andere is met een veel ouderen hoed bekleed. Ze zitten bij elkaar en
warmen hun handen aan een kacheltje. Nadaniel vertelde mij in 't geheim
dat, ze liever weer te huis in hun bosch zouden zijn en dat ze 't land
hebben omdat zij, die hen naar Holland lieten komen, beloofd hadden dat ze
Z.M. den Koning waarvan ze onderdanen zijn, zouden zien en dat zij het
spreekwoord "veel beloven enz. enz." niet kennen.
De Negerinnen die ik gezien heb zijn precies pijpen Cassano-drop in witte
papieren. Behalve Neger-Engelsch spreken ze Hollandsen en weten heel goed
wat een rijksdaalder of wat een gulden is. Ze hebben negotiegeest ook, zegt
Nadaniel, want ze verkoopen allerlei zaken voor wat ze krijgen kunnen.
't Mulatten kindje ziet er uit als een gepiepte kastanje maar ruikt anders.
Over het algemeen heerscht er in het gebouw een variabele lucht, maar niet
frisch.
De roodhuiden mijn waarde aanverwanten, kan ik niet beoordeelen daar ik
door de jassen, vesten, en broeken waarmede zij overtogen zijn niet veel
van hun huid zag, en ik alleen door de veeren op hun hoofd en hun
gelaatstrekken gelooven moet dat 't roodhuiden zijn. Evenwel meen ik de een
reeds vroeger te hebben gezien als vuureter, die levendige duiven gebruikte
in een tentje van 10 cent bij ons op de Kermis, doch dit kan ook een abuis
van mijnerzijds zijn, daar wil ik afwezen.
Met leedwezen bemerkte ik dat, nademaal het bijna zes uur was, ik voor
heden met de bezichtiging afbreken moest, en daarom gingen wij naar den
uitgang aan de van Baarlestraat om te. vertrekken.
Voor dat ik van het terrein ging zag ik nog iets dat mij onaangenaam, en
ongepast voorkwam; namellijk een tentje met Bijbels en tractaatjes.
Gij weet mijn waarde wederhelft, kinderen en bloedverwanten, dat ik kerksch
en hoewel niet stijl otterdoksch toch behoudend en godvreezend ben en niet
velen kan dat een uwer of anderen spotten met God en zijn gebod en daarom
keur ik het af, dat men aanleiding geeft om met die zaken gekheid of
spotternij te drijven.
Denkt eens aan die man die in het tentje staat geeft aan iedereen
tractaatjes of geschriftjes uit, waarop spreuken en teksten staan.
De meesten zeggen niet eens dankje, lachen om 't geen er op staat, of maken
er aardigheden op. Dit is begrijpelijk omdat men niet in de stemming is,
stichting te o
|