f tot eeuwige nagedachtenis van alle degenen die bezoekend in de zalen
waren.
Waarde wederhelft! ditmaal heeft mijn eigenliefde mij gefopt, want ik dacht
er vereerd door te zijn dat mijn naam later onder de oogen van zooveel
groote heeren zou komen, een wonderlijk gevoel stroomde door mij heen, toen
ik de pen nam en met mijn klein middelsoort in het boek zette:
*"Joris Komijn van Medemblik."*
Nadat ik mijn pen fatsoenlijkerwijze had schoon gelikt en aan mijn jaspand
afgeveegd, overhandigde de eene heer van het tafeltje mij een rolletje
papier met een elastiekje er om en zei: "Asjeblieft, hier is het bewijs dat
u geteekend heeft." Eerst vond ik het beleefd en ook sicuur dat men zulk
een bewijs afgaf, kennende anders een iegelijk en een elk beweren, te
hebben geteekend, maar ik veranderde iets van meening toen ik twee kwartjes
moest betalen voor dit papier dat op zich zelve geen twee centen waard
is--want de stempels die er op staan en den onnoozelen mensch in de waan
brengen dat de commissie van uitvoering der tentoonstelling die
certificaten heeft gestempeld tot bewijs van echtheid
zijn--fopperijstempels.
Er staat met blauw op: "De commissie van uitvoering" maar dat beduidt de
commissie die de geschiedenis van het boek uitvoert.
Nadanael zeide mij ook niet te kunnen gelooven dat de wezentlijke Commissie
van uitvoering haar stempel zou laten misbruiken om argelooze menschen de
somma van 50 centen uit den zak te kloppen want:
Nooit is de argeloosheid
Bestand voor slim- of boosheid.
_(Wijsheid en deugd in klein octavo)_
Ik veroorloofde mij aan den heer van 't tafeltje beleefdelijk op te merken
dat ik zijn certifikaat geen cent waard vond, maar hij antwoordde niets
anders dan "je behoeft 't immers niet te nemen als je niet wilt!" Evenwel
zei hij dit zonder teruggeving der 50 centen.
Nu werd ik boos, noemde hem een afzetter, waarop hij niets antwoordde, maar
lachtte, Nadanael zei later dat hij meende dat de heer zeide dat hij mij
voor een kaffer hield; dit evenwel heeft Nadanael zeker verkeerd verstaan.
Tot mijn spijt zag ik hoe verschillende buiten menschen, argeloozen en
onnoozelen evenals ik, er in liepen en twee kwartjes betaalden; derhalve
zei ik aan Klaas dat hij op de beurs aan iedereen mijn ongeval moest
vertellen, opdat men zich zoo veel mogelijk voor schade wachten kan. Ik zeg
ook u geliefde bloedverwanten, bijaldien er Medeblikkers, die gij kent,
naar de Tentoonstelling gaan, waars
|