n? ik
niet, maar toch is het zoo. Er kwamen twee dames naast mij aan het tafeltje
zitten, die mij aankeken als of ze mij jaren hadden gekend en met
gemeenzaamheid goeden dag zeiden.
De eene zei "Dag neef hoe gaat het." Ik was verwonderd aangezien ik nooit
gehoord had van een nicht of anderszins vrouwelijke familie alhier,
nademaal onze familie alleen te Medenblik tehuis is met uitzondering van
den neef weduwnaar uit de Tuinstraat zonder dochters.
De andere dame vroeg heel beleefd of 't mij goed beviel op de
tentoonstelling en ik antwoordde met wellevendheid, naar mijn overtuiging
dat alles prachtig is maar dat ik niet wist, zij een nicht was.
Tusschen twee haakjes de dames schenen heel voornaam want zij waren
prachtig gekleed, in zijde, kant en fluweel met een reuk, die heerlijk in
mijn neus kwam; zoodat ik vroeg of ze bij de O. de kolonje juffrouw waren
geweest. Bovendien schenen zij algemeen geacht en bekend, want iedereen
keek naar haar en er waren fijngekleede heeren, die wel drie of vier maal
voorbijliepen en haar als oude bekenden groetten.
Nadaniel was middelerwijl opgestaan en stond in de verte met een heer te
praten die zeker erg grappig was want zij schudden allebei van 't lachen.
Hij hield mij echter goed in 't oog, want telkens keek hij naar mij om te
zien of ik er nog wel zat. Dit vond ik knap van hem aangezien hij wist dat
ik onbekend ben en zonder hem moeilijk den weg naar huis zou vinden.
Nu komt een zonderling geval. De dame die mij zeide, nicht te zijn gaf mij
haar adreskaartje als ik casuweel lust had om haar te bezoeken, "zij woont
in de Kerkstaat en zij heet ook Komijn--is dit niet zonderling, dierbare
vrouw! Ik vroeg haar namentlijk toen zij "neef zeide," Heet u dan ook
Komijn? waarop zij antwoordde, "natuurlijk, maar om dat 't zoo'n grappige
naam is (hier is wel iets van aan) heb ik op mijn kaartje alleen mijn
voornaam, Henriette laten drukken." Een ding is mij toch van haar niet
bevallen hoewel zij en haar vriendin, die Betsy heel allerliefste en
ingetogen meisjes zijn en ik dus alleen aan een vergissing geloof,
namentlijk dit. Zij hadden ieder twee glaasjes port gedronken en nadat zij
beleefd hadden gezegd "avoez, neef" op mijn gezondheid geklonken, een
beleefdheid die ik netjes vond.
Toen waren zij opgestaan, nadat ik beloofd had haar te komen opzoeken om
kennis te maken met de overige nichten (Henriette heeft nog 5 zusters in
huis) en wandelend verder gegaan. Wat mij nu niet beviel
|