genoodigden toe; de vrouwen plaatsen zich ter zijde op de
paepae, eene soort van steenen terrassen; terwijl de mannen zich in
een kring scharen om de heldendaden en krijgstochten van den stam te
bezingen, onder begeleiding van de trommels. Bij dat gezang klappen zij
in hunne handen, of slaan met de rechterhand op den linker elleboog,
somwijlen met zooveel kracht, dat er bloed te voorschijn komt: dit
mimisch gezang heet de oelaoela. Het is een eentonig recitatief, nu
en dan afgebroken door een woest gehuil, dat u onwillekeurig denken
doet aan de verhalen der eerste zeevaarders, die deze eilanden, toen
nog door menscheneters bewoond, hebben bezocht. Voeg daarbij het woeste
voorkomen der zangers, waarvan sommigen aan hun gordel menschenschedels
hebben hangen, die met kleine steentjes zijn gevuld, en dus bij iedere
beweging eene afschuwelijke muziek doen hooren;--en ge zult lichtelijk
begrijpen dat de indruk van het geheel juist niet opwekkend is.
"Inmiddels verschijnen de kinderen, gedragen op de schouders van
krachtige mannen en gevolgd door jonge meisjes, die de afhangende
einden der lange lappen tapa, waarin zij gewikkeld zijn, in de hand
houden. Er worden nieuwe matten op den grond uitgespreid, waarop
deze arme kleinen, zweetende en zwoegende onder hun prachtgewaden,
een zekeren dans uitvoeren, waarbij zij met de armen ongeveer dezelfde
bewegingen maken als iemand, die met castagnetten speelt.
"Verder, op een afzonderlijke paepae, zitten de muziekanten, doorgaans
grijsaards, die, zonder eenig begrip van maat, op hoornen blazen,
van groote schelpen vervaardigd. Nevens hen ziet men jongelieden, de
eigenlijke helden van het feest, die de omstaande vrouwen voortdurend
aan het lachen moeten maken. Dit zijn de nave nave, zoo wat hetzelfde
als de graciosos bij de Spanjaarden; zij zijn ongeveer op dezelfde
wijze toegetakeld als de kinderen, en worden, even als dezen, telkens
met kokosolie overgoten.
"Het publiek van zulk een koika maakt een zonderlingen indruk. De
verschijning der verschillende stammen op het doorgaans vrij ruime,
door zware boomen overschaduwde plein; de bonte, krijgshaftige tooi
der mannen; de somwijlen smaakvolle kleeding der vrouwen:--dit alles
levert een eigenaardigen, schilderachtigen aanblik op. Maar weldra
worden uwe ooren verscheurd door het woest geschreeuw en gebrul der
feestvierenden. Intusschen worden de toeschouwers niet moede. Nu
en dan wekt eene of andere aardigheid de vroolijkheid op, nu
|