rend eene nederzetting
hebben onderhouden, hebben de zeden en gewoonten der inboorlingen eene
aanmerkelijke verandering ondergaan. Zij zijn daar in den omgang zeer
zachtaardig en vriendelijk. Op meer afgelegen plaatsen, die niet door
schepen worden bezocht, zijn zij achterdochtiger en woester van aard:
het is daar altijd goed, in het verkeer met hen op zijne hoede te zijn.
"Een van de goede vruchten van ons bestuur is, dat bijna op het geheele
eiland ongestoorde vrede heerscht. Men kan zeggen dat de menschenoffers
en het kannibalisme hier tot het verleden behooren, en dat de inlanders
zelven zich daarover schamen. Althans de meer bejaarden onder hen,
die in hunne jeugd getuigen zijn geweest van die gruwelen, spreken
daarover zoo min mogelijk. Niettemin zou ik niet durven verzekeren,
dat deze oude gewoonten niet wederom in zwang zouden komen, als wij
voor goed heengingen.
"Op de andere eilanden zijn de menschenoffers nog altijd in gebruik,
en heerscht ook nog de anthropophagie, hoewel in veel mindere
mate dan doorgaans beweerd wordt. De weinige krijgsgevangenen en
de gedoode vijanden worden inderdaad gegeten, maar dit geschiedt
meer uit een soort van overmoedige uittarting, dan wel uit smaak;
de inboorlingen zelven hebben mij dit meermalen verzekerd, en velen
hunner ontkennen ten sterkste dat zij ooit aan een dergelijk feestmaal
hebben deelgenomen. De berichten, die de bewoners der verschillende
eilanden omtrent elkander geven, hebben zeer veel bijgedragen tot
den kwaden roep, die over het algemeen van hen is uitgegaan, en die,
blijkens onze eigene ervaring, niet ten volle gerechtvaardigd is."
II.
De archipel van Toeamotoe.--De Gambier-eilanden.
I.
Den 15den Januari 1873, twintig minuten voor elf uur in den
voormiddag, verliet de Vaudreuil de reede van Papeete, op het
eiland Tahiti. Nauwelijks waren wij in het ruime sop gekomen, of
de vuren werden gedoofd en de zeilen geheschen. Ons eerste station
zou het eiland Anaa zijn, het belangrijkste punt van den archipel
van Toeamotoe.
De wind, die in deze streken doorgaans uit het oosten blaast,
verhinderde ons den rechten weg te volgen; ware dit mogelijk geweest,
dan hadden wij in minder dan twee dagen den afstand van ongeveer
tachtig zeemijlen, die Anaa van Papeete scheidt, kunnen afleggen.
Eenige uren na ons vertrek kregen wij de Tetiaroa-eilanden in
het gezicht, vijf-en-twintig mijlen ten noorden van kaap Venus
gelegen. Deze kleine eilandjes of liever
|