eene plaats toe onder de weldoeners
der menschheid, omdat zij, in zekeren zin, nieuwe goederen, nieuwe
waarden, scheppen, of althans tot dusver ongebruikte middelen ter
bevrediging van behoeften binnen het bereik van het algemeen brengen;
dat zij verborgen natuurkrachten dienstbaar maken, en den arbeid des
menschen verlichten of hem in staat stellen, met minder inspanning,
meer te volbrengen. Onder die weldoeners der menschheid rekenen wij de
onbekende ontdekkers van het ijzer, van den ploeg, van den wagen, van
het schip, van het glas, en evenzeer de uitvinders der stoomwerktuigen,
van de spin- en weefmachines, van spoorwegen en telegrafen, en van
zooveel meer, dat tot verhooging der menschelijke arbeidskracht of
tot vermeerdering van den welstand des levens bijdraagt.
Tot deze mannen behoorde ook Titus Salt, die voor weinige weken, in den
ouderdom van 74 jaar, op zijn landgoed bij Halifax is overleden. Met
hem is weder een dier heroen der industrie ten grave gedaald, aan
wie Engeland zijne tegenwoordige grootheid op ekonomisch gebied te
danken heeft. Maar bij weinigen slechts valt het verband tusschen
de werkzaamheid van een enkelen man en de welvaart eener gansche
landstreek, zoo duidelijk in het oog, als bij hem. Toen Titus Salt,
de zoon van een eenvoudigen wolhandelaar uit Wakefield, die zijne
geheele opvoeding op de gewone volksschool ontvangen had, met zijn
vader Daniel naar Bradford verhuisde, was deze plaats niets meer dan
een gewoon fabrieksdorp. De handel in wollen stoffen voor vrouwelijke
kleeding verkeerde nog in zijne kindschheid. De onvermoeide arbeid
en inspanning van vele tientallen jaren was noodig, om het vlek tot
eene zelfstandige stapelplaats zijner wollen stoffen te maken, en
nog telde Bradford niet meer dan 30.000 inwoners. Tegenwoordig heeft
het zich tot eene stad van 150.000 zielen en tot een der grootste
middelpunten van den wereldhandel verheven. Het is het brandpunt
der alpaka-industrie, van waar deze zoo zeer gezochte stof naar alle
deelen der wereld verzonden wordt.
Nog voor omstreeks dertig jaar wist men ter nauwernood, dat op
de hoogvlakten der Cordilleras van Peru en Chili een soort van
lama of bergschaap leeft, dat in groote kudden over de uitgestrekte
grasvelden ter hoogte van 2500 el boven de zee zwerft. Als lastdier is
de alpaka, uit hoofde zijner koppigheid en onhandelbaarheid, niet te
gebruiken. Intusschen wist men reeds ten tijde der oude Inkas uit zijne
wol eene stof te berei
|