FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282  
283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   >>   >|  
r." De onbekende beantwoordde al deze beleefdheden met stille buigingen; doch sprak zoo weinig of hij stom ware. Hij vlijde zich in den leunstoel, die hem werd aangeschoven, sloeg beleefdelijk met een beweging der hand de aangeboden pijp af, zag met een vluchtigen blik het gezelschap rond, en haalde toen een zijden doek uit, die waarschijnlijk met welriekende wateren doortrokken was; want hij bracht dien dadelijk voor 't gezicht en berook hem met zooveel welbehagen, dat het wel te bespeuren was, dat hij geen liefhebber was van den tabakswalm. Zijn komst en nog meer de weinige voorkomendheid van zijn manieren brachten die stilte te-weeg, welke doorgaans op dergelijke bezoeken volgt en niet ongelijk is aan die, welke op een school, waar alles lustig en vrolijk toegaat, bij de komst des meesters ontstaat. Helding bespeurde deze onwelkome stemming, en, als een plichtmatig traktant, deed hij zijn best om de vreugd weder aan te wakkeren. "Komaan, mijn Heer!" zeide hij, den roemer des onbekenden boordevol schenkende: "sta mij toe, dat ik uwe gezondheid drinke. Misschien is UEd. beteren wijn gewend dan deze; maar wij burgerlui doen het ermede, en wij kunnen u niet meer aanbieden dan wij hebben." "Dat zei Lys Morsebel ook," zeide de _poeta comicus_, "en zij smeet haar buurvrouw een handvol vlooien naar 't hoofd." "Uwe gezondheid, Messieurs!" zeide de vreemdeling, met een schorre stem, zich buigende en zijn glas naar de hoogte brengende, dat hij vervolgens bij kleine tusschenpoozen ledigde. "Wel!" zeide de _grappige duivel_, met die gemeenzaamheid, welke onzen burgerstand veelal eigen is: "mijn Heer is, geloof ik, ook bang, dat er hoorntjes en schelpen in zitten."--En, om te toonen, dat hij dezelfde vrees niet koesterde, ledigde hij zijn glas in eene teug. "Komt!" zeide Helding: "hoe zit gijlieden allen zoo stil? mijn Heer Huyck! laat ik u eens inschenken. Waar waren wij ook gebleven? Komt! lustig aan en leve de pret!" Maar de pret laat zich niet gebieden: en allen bleven even stemmig kijken, alsof de glazen voor des vreemdelings oogen de uitwerking van Medusaas hoofd bezaten. "'t Is of wij hier bij de Kwakers zitten," zeide de _drollige vent_: "hoe is het? getuigt de geest niet, Pietje?" (dit was de voornaam van den _tragicus_) "Je zoudt een liedje zingen." "Wel ja! komaan! een liedje!" zeide Helding;--maar de Treurpoeet was schor of verklaarde althans het te zijn. "Kom!" zeide eindelijk de _koddige kwant
PREV.   NEXT  
|<   258   259   260   261   262   263   264   265   266   267   268   269   270   271   272   273   274   275   276   277   278   279   280   281   282  
283   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   >>   >|  



Top keywords:

Helding

 

ledigde

 

liedje

 

zitten

 

lustig

 
gezondheid
 

gemeenzaamheid

 

duivel

 
Morsebel
 

burgerstand


hebben
 
eindelijk
 

geloof

 

veelal

 
buigende
 

hoogte

 

brengende

 

schorre

 

Messieurs

 
vreemdeling

vervolgens

 

vlooien

 
koddige
 

comicus

 

tusschenpoozen

 

handvol

 
kleine
 

buurvrouw

 
grappige
 
dezelfde

uitwerking

 

Medusaas

 
bezaten
 

komaan

 

vreemdelings

 

kijken

 

stemmig

 

Treurpoeet

 

glazen

 
voornaam

zingen

 

tragicus

 

Pietje

 

drollige

 

Kwakers

 
getuigt
 

bleven

 

koesterde

 

aanbieden

 
althans