FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310  
311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   >>   >|  
aan de hoeve afzetten. Niettegenstaande het beklag van Reynhove en van Weinstuebe, dat de dames hen zoo spoedig weder verlaten wilden, begon Lodewijk, die misschien in zijn hart wel van ons ontslagen wenschte te zijn, bereids klarigheid te maken om den steven te wenden, toen Henriette hem een vraag deed, welke, hoe onschuldig ook, de gewichtigste gevolgen had. "Aan wien behoort die fraaie boeier," vroeg zij, "die daar achter ons komt aanzetten?" "Te deksel ja!" zeide Lodewijk: "aan wien behoort die boeier, Klaas?" "Dat is de nieuwe boeier van Jan Pergens," antwoordde de knecht: "die ons vooruit wil: hij heit er al 'ang op 'eloerd." "Ons vooruit!" riep Lodewijk: "neen voor den d.....! dat zullen wij hem anders leeren. Je mot het mij niet kwalijk nemen, Mevrouw! maar dat laat ik mij niet doen." "Maar Mijnbeer Blaek!" zeide ik: "het wordt laat en de dames wenschten wel, aan wal te zijn. Wat gaat het u aan, of hij vooruit komt, daar hij toch op de stad aanzeilt, en wij op Oud-Naarden moeten aanhouden?" "Wat het mij aangaat?" herhaalde Lodewijk, met het geheele gewicht van zijn lichaam over het roer buigende: "Klaas! man! pas op je tellen.--Wat het mij aangaat?--Zet het zwaard nog wat neer, Klaas!--Wat het mij aangaat?--Wel! zoo ik op den wal aanhield, zou hij denken, dat ik voor hem loopen ging." "Maar Mijnheer Blaek!" zeide Tante, na mij eenigszins verlegen te hebben aangezien; "wij wenschten gaarne te huis te wezen: en UEd. is te beleefd om aan het verzoek van dames geen gehoor te geven." "'t Is waarachtig mijn eer te na, Mevrouw!--Klaas! haal de fokkeschoot nog wat aan." Hier zag hij achter zich om, met een angst op het gelaat, als ware de boeier een roofschip geweest: "'t Is maar voor tien minuten, Mevrouw! om hem mijn meerderheid te toonen; en dan zeilen wij in een ommezien weer terug naar de hoeve." "O! nu gaat het recht pleizierig, Mevrouw! Dat mag zeilen heeten, Tante!" zeiden Henriette en Suzanna, die er juist zooveel kwaads niet in zagen of zij een uurtje later te huis waren, en er beiden vermaak in schepten, om te zien, met welk een snelheid het vaartuig, daar de wind nu was aangewakkerd, de golven kliefde. Wat mij betreft, ik was minder voldaan met het antwoord van Lodewijk; want ik berekende, dat, hoe meer de wind thans in ons voordeel was, hoe meer moeite wij zouden hebben om weer naar de hoeve te zeilen: en mijn ongerustheid werd niet verminderd door een leelijke wolk, die uit het noordw
PREV.   NEXT  
|<   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308   309   310  
311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   334   335   >>   >|  



Top keywords:

Lodewijk

 

Mevrouw

 

boeier

 

zeilen

 

vooruit

 
aangaat
 

wenschten

 

hebben

 
achter
 

Henriette


behoort
 
geweest
 

beleefd

 

verzoek

 
gehoor
 

waarachtig

 

verlegen

 

eenigszins

 

gaarne

 
gelaat

aangezien

 

fokkeschoot

 
roofschip
 

voldaan

 

minder

 

antwoord

 
berekende
 

betreft

 
kliefde
 
snelheid

vaartuig

 

aangewakkerd

 
golven
 

voordeel

 

leelijke

 

noordw

 

verminderd

 

moeite

 

zouden

 
ongerustheid

pleizierig

 

heeten

 

meerderheid

 

toonen

 

ommezien

 
zeiden
 

Suzanna

 

beiden

 

vermaak

 
schepten