FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308  
309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   >>   >|  
beschouwen, die langzaam voorbijgleed: "ik kan 't wel anpefielen: ofschoon ik an Plaek kezegd ep, dat hij nicht aan 't peste gandoor isch. Niet of die witwe Pieter Plutz en Soonen iesch ein gnappe fent; maar ie heeft keen koete gorrespondens: en wie wil er nou mienderen wein trinken, as men de peste kriegen kan? Da iest Peter Trauketropf, die hat koeten wein: und nicht meliert:--wel tierder, ja!--dat ist waar; aber was kan das schelen, wie tier die wein iest as tie maar goet iest?--fooral foor soon reike blitz als Plaek iest." "Ik bid u, accepteer toch een glaasje, Mevrouw!" zeide Reynhove, zich overeenkomstig de betamelijkheid eerst tot Tante wendende: "aan boord mag zulk een offerte niet gerefuseerd worden; wanneer men zooveel water om zich heen ziet, mag men wel wat wijn gebruiken om een _contrepoids_ te geven." "Mijnheer schijnt wel te huis in de gewoonten aan boord," zeide Suzanna. "Ja! ik heb altijd, van mijne jeugd af, veel van de marine gehouden, en was er eigenlijk voor gedestineerd; maar ik had er dit tegen, dat de meeste zeelieden zoo ruw en ongemanierd zijn, en het zou mij wat al te veel gegeneerd hebben, mij naar hunne vormen te plieeren." "Maar dat zie ik volstrekt niet in," zeide Tante: "het is toch niet noodzakelijk, dat men juist de manieren van het scheepsvolk aanneemt: ik herinner mij zeer goed den Graaf Tromp, onzen gewezen buurman op 's-Gravenland: die had zeer beschaafde en hoffelijke manieren: en zooals ik van mijn vader dikwijls gehoord heb, de Admiraal De Ruyter, die toch uit een minderen stand was, had insgelijks een zeer ordentelijken toon en was een vijand van vloeken en drinken." "Tante heeft gelijk," zeide ik: "ik heb veel bulderbasten gekend, onder de zeelieden; maar ook anderen, die tot een voorbeeld van; wellevendheid hadden kunnen verstrekken en op wie het pek geen smet had achtergelaten." "O! dat wil ik niet nieeren," hernam Reynhove: "maar UEd. gevoelt, als eenige stamhouder van mijn familie...." "O! nu vat ik het," hernam Suzanna: "UEd. was van te goeden huize misschien om met Jan en alleman om te gaan. Maar, om niet van zoovele anderen te spreken, daar hadt gij b.v. den Heer Van Obdam, die was nogal van een redelijk goede familie." "Mejuffer schept er behagen in, mij niet te willen verstaan," zeide Reynhove: "ik bedoel mijn stand niet, maar mijn betrekking als eenigen zoon. Het zou een te groot _chagrin_ voor mijn ouders geweest zijn, indien ik mij aan de gevaren va
PREV.   NEXT  
|<   284   285   286   287   288   289   290   291   292   293   294   295   296   297   298   299   300   301   302   303   304   305   306   307   308  
309   310   311   312   313   314   315   316   317   318   319   320   321   322   323   324   325   326   327   328   329   330   331   332   333   >>   >|  



Top keywords:

Reynhove

 

zeelieden

 

familie

 

Suzanna

 

hernam

 
anderen
 

manieren

 

ordentelijken

 
insgelijks
 

minderen


vloeken
 
vijand
 

gelijk

 

bulderbasten

 
drinken
 

gekend

 

beschouwen

 

langzaam

 

herinner

 
aanneemt

noodzakelijk

 

scheepsvolk

 
gewezen
 

buurman

 

gehoord

 

dikwijls

 
Admiraal
 

Ruyter

 
zooals
 
Gravenland

beschaafde

 

hoffelijke

 
verstrekken
 

Mejuffer

 

schept

 

behagen

 

willen

 

redelijk

 

verstaan

 
bedoel

geweest

 

ouders

 

indien

 

gevaren

 

chagrin

 
betrekking
 

eenigen

 

achtergelaten

 

nieeren

 
gevoelt