he vorsten zich ten allen
tijde derwaarts begaven om weldaden te bewijzen en aalmoezen uit te
reiken, terwijl de overlevering beweert, "dat het verdienstelijker
is een stuk geld op deze plaats te geven, dan honderdduizend stuks
elders."
De God der christenen geeft slechts honderdvoudig. Dat is voorzeker
honderdmaal minder, doch Hij boezemt mij meer vertrouwen in.
Een woord slechts van de citadel van Allahabad, die der moeite waard
is om te bezoeken. Zij is gebouwd ten westen van de groote vlakte
der Aalmoezen en hare hooge muren van rooden zandsteen beheerschen
de beide stroomen. Binnen de wallen van de vesting bevindt zich een
paleis, vroeger de geliefkoosde residentie van den sultan Akbar, later
tot arsenaal ingericht. In een der hoeken is een zeer fraaie zuil
of lat van Feroze-Schachs, een prachtige, cylindervormige monolith,
zesendertig voet hoog, een leeuw dragende, terwijl niet ver vandaar een
kleine tempel wordt aangetroffen, dien de Hindoes, wien men den toegang
tot het fort weigert, niet bezoeken kunnen, ofschoon het een der
heiligste punten der vesting is, die de aandacht der toeristen trekken.
Banks deelde mij mede, dat het fort van Allahabad ook zijn legende had,
die aan de bijbelsche legende herinnert betreffende den wederopbouw
van den tempel van Salomon te Jeruzalem.
Toen de sultan de citadel van Allahabad wilde bouwen, schijnt het
dat de steenen zich zeer wederspannig toonden. Nauwlijks was een muur
opgebouwd, of hij stortte weder in. Men raadpleegde het orakel en dit
antwoordde als altijd, dat er een gewillig slachtoffer noodig was om
de betoovering te bezweren. Een Hindoe bood zich aan, werd geofferd
en het fort kon nu voltooid worden. Deze Hindoe noemde zich Brog en
daarom wordt nog heden ten dage de stad aangeduid onder den dubbelen
naam van Brog-Allahabad.
Banks geleidde mij vervolgens naar de tuinen van Khousrou, die beroemd
zijn en hunne beroemdheid werkelijk verdienen. Daar, in de schaduw
der schoonste tamarinden van de wereld, verheffen zich verscheidene
Mohamedaansche praalgraven. Een van deze is de laatste woning van den
sultan, wiens naam deze tempels dragen. Op een der muren in wit marmer
is de palm eener enorme hand ingedrukt. Men toonde haar ons met een
bereidwilligheid, die wij misten bij de heilige indrukselen van Gaya.
Weliswaar was het niet het spoor van den voet eens gods, maar het
teeken van de hand eens eenvoudigen stervelings, naneef van Mahomet.
Tijdens den opstand
|