Dan was er nog een zeker aantal mannen, vrouwen en kinderen, die onder
geen bepaalden titel bij het personeel der karavaan voorkwamen. De
mannen waren omhangen met een lange strook eener stof, die "dhoti"
genoemd wordt, of gekleed met het hemd "angarkah" en het lange witte
kleed "jamah", waarmede zij er recht schilderachtig uitzagen.
De vrouwen droegen den "choli", een soort van jakje met korte mouwen en
den "sarrie", overeenkomende met den dhoti der mannen, dien zij om de
lendenen wikkelen en waarvan zij het eind koket over het hoofd slaan.
Deze Hindoes rookten onder de boomen uitgestrekt en het uur van den
maaltijd afwachtende, sigaartjes, gewikkeld in een groen blad, of den
"gurago", een soort van zwartachtig mengsel, samengesteld uit tabak,
suikersiroop en opium. Anderen kauwden het mengsel van betelbladeren,
arekanoten en gebluschte kalk, dat zekere spijsverterende eigenschappen
bezit, zeer nuttig in het heete klimaat van Indie.
Al die menschen, gewoon aan het onrustige leven der karavanen,
leefden in de beste verstandhouding en vertoonden alleen bij de
feestelijkheden eenige levendigheid. Zij hadden veel van de figuranten
bij een komedietroep, die, zoodra zij niet meer op het tooneel zijn,
zich volkomen onverschillig houden.
Toen wij evenwel bij het kamp waren aangekomen, haastten deze
Hindoes zich ons met eenige "salams" te begroeten, zich tot den grond
buigende. De meesten schreeuwden: "Sahib! sahib!" hetgeen wil zeggen:
Mijnheer! mijnheer! dat wij met teekenen van vriendschap beantwoordden.
Zooals ik zei, was het mij in de gedachte gekomen, dat de prins Gourou
Singh ter onzer eere misschien een van die feesten wilde geven,
waarmede de rajahs niet karig zijn. Het groote binnenplein van den
bungalow was als aangewezen voor een soortgelijke plechtigheid en
scheen mij bijzonder geschikt toe voor de dansen der bajaderen, de
betooveringen der slangenbezweerders en de kunsten der koorddansers. Ik
moet bekennen, dat ik verrukt zou geweest zijn als ik te midden
van een serai, in de schaduw van prachtige boomen dit schouwspel
had kunnen bijwonen en daarenboven bekend had kunnen worden met de
natuurlijke tooneelmatige inrichting, door het personeel der karavaan
gevormd. Het zou ongetwijfeld beter geweest zijn dan de planken van
een bekrompen theater, met zijn wanden van geschilderd doek, zijn
randen van valsch groen en zijn beperkte ruimte.
Ik deelde mijne gedachten aan mijne metgezellen mede, die, hetzelfd
|