Zonder je gefluit, zouden
we het kamp nooit hebben kunnen terugvinden!"
"Op marsch!" riep Banks, "op marsch!"
Hod en Fox waren in den trein gesprongen, en Goumi, die het gebruik
zijner zintuigen niet verloren had, werd in zijn kamertje neergelegd.
"Welke drukking hebben we nu?" vroeg Banks, die even naar den machinist
gegaan was.
"Bijna vijf atmosfeeren," antwoordde Storr.
"Op marsch!" herhaalde Banks.
Het was half elf uur. Banks en Storr plaatsten zich in het torentje. De
regulateur werd geopend, de stoom stortte zich in de cilinders,
het eerste gebriesch deed zich hooren en de trein ging te midden van
het driesoortige licht, voortgebracht door den brand van het bosch,
de electrische vuren en den bliksem in het eerst langzaam voorwaarts.
Met weinige woorden vertelde kapitein Hod ons de lotgevallen van
zijn tocht. Zijne metgezellen en hij hadden geen spoor van dieren
ontmoet. Met het opkomende onweer kwam de duisternis sneller en
vooral dieper dan ze zich hadden voorgesteld. De eerste donderslag
verraste hen dus toen ze zich reeds meer dan drie mijlen van het kamp
af bevonden. Toen wilden ze op hunne schreden terugkeeren, maar wat ze
ook deden om zich te orienteeren, waren ze al spoedig te midden van
de groepen vijgeboomen, die allen op elkander gelijken, verdwaald,
terwijl geen enkel pad hun de goede richting aanwees.
Het onweer barstte nu met buitengewone hevigheid los. Op dit
oogenblik bevonden ze zich alle drie buiten het bereik van het
electrische licht en konden ze zich dus niet in rechte lijn naar het
Stoomhuis richten. De hagel en de regen vielen in stroomen neder en
geen schuilplaats behalve het onvoldoende bladerendak, dat weldra
doorboord was, beschutte hen.
Eensklaps barstte een donderslag los op hetzelfde oogenblik dat een
felle bliksemstraal nederschoot. Goumi viel door den bliksem getroffen
bij kapitein Hod, aan de voeten van Fox neder. Van het geweer, dat
hij in de hand hield, bleef niets dan de kolf over. In een oogwenk
was het beroofd van loop, slot, trekker, van alles in een woord wat
er van metaal aan het geweer wordt aangetroffen.
Zijne metgezellen dachten dat hij dood was. Gelukkig evenwel was dit
zoo niet, maar zijn linkerbeen was, hoewel niet rechtstreeks, door
den bliksem getroffen, verlamd. Het was den armen Goumi onmogelijk
een voet te verzetten. Men moest hem dus dragen. Tevergeefs drong
hij er op aan hem te laten waar hij was, men kon hem dan later wel
komen halen. Zij
|