ls ik 't
eens zoo mag zeggen--meer denkt dan de ziel kan navoelen. Maar hierbij
word ik onmiddellijk getroffen door het inzicht, dat hij precies zijn
positie kent, dat ik zijn gelaat niet verder behoef te ontleden. Hij
vertelt het me precies zoo als ik het verwacht heb, hij is een Hollander
naar mijn hart, hij heeft "zich rekenschap gegeven"--zooals die
buitenlandsche kunstenaar mij zeide dat alle Hollanders doen.
Hier volgt zijn antwoord op de allesbeheerschende vraag, die ik boven
kortelijk aangaf:
--"Eigenlijk gezegd heb ik als kind zoolang ik mij herinneren kan al
geschreven. Ik was een jongen die altijd las en daarbij al gauw de
neiging kreeg zelf verhaaltjes en sprookjes te maken. Dat is _purement_
een drang van mij geweest. Ik had als jongen van acht of negen jaar de
gekke gewoonte om, als ik een verhaaltje gelezen had, het op mijn manier
na te vertellen, liefst op rijm, en met dergelijke gedachten ben ik
altijd bezig geweest. Zooals u weet ben ik in Rotterdam geboren en
opgevoed, en als leerling van het gymnasium krijg je al gauw wat meer
quasi literairen omgang dan op andere scholen. In de derde of vierde
klasse hadden wij een zoogenaamde literaire club. Daar moesten wij dan
opstellen voor maken. Maar voor dien tijd had ik al lang het plan dit
voor mij zelf te doen. Gelukkig heb ik niet vroeg gepubliceerd. Ik ben
daarmee pas begonnen toen ik vierentwintig was.
--Dat was dan toch zeker werk van geheel anderen aard? vroeg ik, om het
gesprek op de principieele zaak te brengen.
--Och, bij mij is daar niet zoo'n groot verschil in. Het schrijven is
bij mij niet voortgekomen uit den lust om een of ander idee te
propageeren of om in een of ander opzicht aan de menschen iets te willen
geven. Ik heb slechts willen voldoen aan een zeker pleizier om een
verhaal te schrijven. Het was een soort liefhebberij van mij, zooals de
menschen alle mogelijke liefhebberijen kunnen hebben. De een timmert
graag, de ander schrijft graag.
Dat eerste werk is een novelletje geweest. "Een Kalverliefde", dat
naderhand met twee andere novellen in een bundeltje is verschenen,
waarvoor ik geen gemeenschappelijken naam kon vinden en dat ik daarom
ook genoemd heb: "Een Kalverliefde, De Verloren Zoon en De Vreemde
Plant".
Mijn leven is niet te beschouwen zonder daarbij te nemen mijn gewone
werk buiten de literatuur om. Ik was in den boekhandel. Ik had wel
altijd het plan gehad om schrijver te worden, maar ik wist ook heel
goed dat je
|