en Kloos, hoewel ik voor dien dichter
veel bewondering had. Maar daarover komt straks misschien nog wel het
een en ander. Mijn werk was een product van veel stille studie, maar
vooral van goddelijk ... van goddelijk lyrisch genieten. Ik voelde, dat
lyriek, epiek en dramatiek, dat ik die te zamen noodig had, om mij te
uiten, dat die drie moesten samensmelten in volkomen harmonie. En nu ken
ik mijn gebreken zeer goed, meneer....
--Ik luister!
--... Ik ken mijn gebreken zeer goed! Ik weet, dat ik als lyricus
dikwijls te veel geef, maar ik kan dat best verklaren in organisch
verband met mijn wezen. Ik geloof, dat alle kunstenaars, die het
universeele willen--en daarvan zijn er in ons land maar weinig,--ik
geloof, dat die allemaal te veel geven.... Bijvanck, in "De Gids",
heeft mijn boek genoemd: een zeer geniaal product, ondanks de vele
tekortkomingen. Ik zelf vind er zeer groote tekortkomingen in, maar
toch: mijn innerlijkste wezen, mijn diepste gevoelsleven heb ik er in
uitgestort. En Kloos, Klo-oos, die was mij direct vijandig gezind, die
maakte zich van mijn werk af met een klein, nietig aankondigingetje....
Want als jong, onafhankelijk schrijver had ik den moed hem te wijzen op
zijn schandelijk subjectivisme.... Ja, onafhankelijk was ik ... ik heb
in dien tijd niemands bescherming ingeroepen ... alleen naar Van Deyssel
ben ik gegaan, en dat ook al weer met groote zelfstandigheid.... Niemand
heeft mij ooit de hand beschermend boven 't hoofd gehouden, meneer....
--Ik ben geheel oor.
--... En wat ik ben, en al wat ik heb, dat heb ik aan mij zelf alleen te
danken.
Mijn tweede deel "Meditaties" en mijn "Studies over tijdgenooten"
verschenen in "De Jonge Gids". Heijermans, met wien ik vijandig
leefde--hij was redacteur aan "De Telegraaf" en ik was redacteur aan "De
Amsterdammer", en we hebben mekaar erg bespot--Heijermans, anders
buitengewoon fel en brutaal, en zonder veel critischen kijk, ontdekte,
dat wij er dezelfde levensbeschouwing op nahielden; wij waren in 1897
beiden lid van de S.D.A.P. geworden, en hij kwam naar me toe, vroeg me
of ik aan "De Jonge Gids" wilde medewerken, en dat heb ik toen gedaan.
Mijn meditaties hebben toen al direct veel besprekingen uitgelokt. Ik
behandelde er de encyclopedisten in, gaf een groote critiek op Voltaire
en de achttiend'eeuwsche literatuur, een wijsgeerige studie over Locke,
die als fragment verschijnen zal in een van mijn bundels critische
studies. Toen ik nu dat tweed
|