f ook wel!
--Ik zat in mijn easy-chair naast zijn schrijftafel. En terwijl ik nu en
dan iets opteekende, merkte ik dat hij zijn hals rekte, en over mij heen
naar buiten koekeloerde. Wat was daar toch te zien?
---Met "Levensgang" heeft zich ook nog iets eigenaardigs voorgedaan. Ik
was destijds in Groningen, en Gorter, die in '97 al literaire critieken
had geschreven in "De Nieuwe Tijd", kwam (het was in 1902) met
uitgestoken hand naar mij toe. "U is Querido? Schrijver van
"Levensgang?" "Jawel." "O, ik gevoel groote bewondering voor u. Daar
staan prachtige dingen in: prachtig, prachtig, prachtig!" Daar ging ik
zelf nog tegenin, zei, dat het nog lang niet volmaakt was. "Ja," kreeg ik
ten antwoord, "dat verwachtten wij ook niet, maar 't is toch prachtig,
prachtig".... Later heb ik, mij over Gorter uitlatend, gezegd, ik wilde
eerlijk zijn: dat hij naar mijn meening als dichter dood was, en al heel
gauw kon ik een geweldige verkoeling waarnemen. Toen ik hem dan ook
vroeg zijn meening te schrijven over een van mijn boeken, heeft hij zich
er van afgemaakt, en gezegd: "Pardon, ik schrijf nooit critieken!"
O, ik heb zooveel van de menschen, van de collega's te lijden gehad! Als
ik van het oordeel van sommigen onzer grootste schrijvers had
afgehangen, toen ik als broekje van 21 jaar Meditaties schreef, dan had
ik mij eenvoudig laten doodknijpen! O! die behandeling, die ik heb
ondervonden van Kloos, die ... die illustreert mij zijn onvermogen om
jonge auteurs, die aan het uitbotten zijn, te erkennen en te begrijpen.
Als ik mij aan hem had moeten storen, dan was ik doodeenvoudig
vernietigd geweest! Dan had ik nooit meer de pen opgenomen! Slechts
onder enkele omstandigheden is hij in staat de waarheid te
onderscheiden. Maar hij is erg gul in het pluimpjes geven aan zijn
vrindjes. En moordend ... moordend is hij opgetreden tegenover jongeren,
die niet meededen aan de overdrijving van zijn kwaliteiten als dichter".
Lezer, ik wil u niet beschrijven de korte, forsche, hartstochtelijke
gebaren van dezen vurigen mensch. En er is iets in mij, dat mij er van
terughoudt, soms. Mij dunkt, wie eenig gevoel heeft voor taal, die moet
uit Querido's woorden, zooals ik ze hier met groote toewijding tracht na
te smeden, voelen en zien,--zijn beeld voor oogen,--de trillingen van
zijn smallen mond; die moet weten, zooals ik altijd geweten heb, dat
vaak, als hij in vervoering komt, zijn rechtermondhoek omlaag zakt en
zich verbreedt; die moet zijn
|