hun taak vinden in het uitspreken van die
conflicten en van de inzichten die daar rechtstreeks uit voortkomen.
--Als de maatschappij zich verbetert, zeide hij, en wanneer het
werkelijk komt tot een redelijker en zedelijk hooger staande
maatschappij, hoe meer men daartoe komt, des te meer zullen de
conflicten zich verfijnen, zij zullen zich verhoogen, mooier en grooter
worden. Er zullen wel altijd dichters zijn die blijven bezingen wat zij
waarnemen, de lyrische dichters, en epische kunstenaars die er van
vertellen, en dramatische kunstenaars die het vertoonen. En wanneer die
conflicten zullen zijn van meer geestelijken aard, in het algemeen van
een hoogere orde, welnu, _tant mieux_!
BIBLIOGRAPHIE:
Kalverliefde, De Verloren Zoon en De Vreemde Plant (1895.)--De Roman van
Bernard Brandt (1897)--De Bruidstijd van Annie de Boogh (1901)--Van
Stilte en Stemming (1905)--De Roman van een Gezin I (1909), II
(1910)--Helene Servaes (1914) en een aantal verspreide opstellen.
IS. QUERIDO
(* 1874)
Hij zat daar boven, aan zijn bureau, op den ouwerwetschen matten stoel,
dien men wel van de portretten kent.[5] Zeer eenvoudig, zijn
studeerkamer, maar royaal en practisch; groote boekenkasten: een er van
in vakken verdeeld, die, blijkens opschriften, bevatten het materiaal
voor de Rousseau-studie, het materiaal voor het werk over crimineele
anthropologie.... Enkele antieke gravures aan de wanden, een portret van
den pianist Schaefer, en een portret van Willem Royaards met opdracht ...
tullen gordijntjes ... in een hoek de telefoon, die ons opvallend
dikwijls stoort. Boven de schrijftafel een lamp met zacht-gele kap.
Bijna geen versiering, geen stijl-meubelen, geen dik tapijt, geen
Dante-kop. Wel een potkachel, die, omgeven door een wal van briquetten,
ongenadig gloeide. En de man, op wien ik het gemunt had, stierenek
bloot, in de tropische hitte erg op zijn gemak.
De meid bracht koffie, de dichter rookgerei. En waarmee hij mij van
dienst kon zijn, vroeg-ie al gauw. Ik het gewone praatje, een beetje
mooier dan gewoonlijk, omdat iedereen zei, dat Querido wel veel
bedenkingen zou maken. Alle argumenten, die moeten bewijzen, dat een
dichter als hij aan het publiek een interview verschuldigd is, had ik al
bij de hand.
Maar ik kon gauw inpakken, want hij was het
heelemaal met mij eens, zei, dat een auteur zich volgens zijn meening
moet geven aan het publiek, trad in een vergelijking tusschen de
rhetorica van Shelle
|