ien dag met
kloppend hart; ook eene der beide boterhammen; maar de tweede liet ik
tot aandenken in mijnen ransel. Maanden lang werd zij bewaard; ja,
zoolang, dat zij gansch in morzelen was gevallen. Langer nog bleef het
beeld van het zoete Bethken mij volgen; doch het verzwakte mettertijd,
en er bleef mij niets van over dan de dankbare herinnering aan de zorg
en de vriendschap, door eenvoudige hutbewoners mij bewezen.
Slechts zestien jaren later heb ik het dorp Baelen voor de tweede maal
gezien, en ik heb mij ter plaatse begeven, waar de zieke Belg eens zulke
liefderijke verpleging vond. De hut was verdwenen; niemand wist mij met
eenige juistheid te zeggen, waarheen de ouders van Bethken of zij zelve
waren vertrokken of versukkeld. Men scheen slechts door eene
twijfelachtige herinnering nog te weten, dat daar ooit het leemen
hutteken van eenen armen werkman had gestaan. Een tweede bezoek te
Baelen leverde mij geenen beteren uitslag op.
III
Van het bivak bij Baelen trokken wij naar het kleine stedeken Gheel en
zijne omliggende dorpen; dan naar Moll, en eindelijk weder naar
Turnhout.
Hier kwam mijn vader mij bezoeken en bleef twee dagen met mij; ik vernam
van hem, dat mijn broeder Jan Balthazar, evenals ik, dienst had genomen
in het Belgische leger, en dat hij vrijwilliger was in een regiment, dat
omtrent Westwezel op de grenzen lag.
Mijn vader moest den eersten dag zijner aankomst reeds met mijne
oversten gesproken hebben; want tusschen woorden van vaderlijke
genegenheid en van aanmoediging, mengde hij voortdurend vermaningen, om
mij te doen begrijpen, dat ik wat meer _mensch_ en wat meer _man_ moest
zijn, en, zooals hij zeide, het voorkomen van een wittebroodskind moest
pogen af te schudden. Ik begreep hem wel en was hem dankbaar voor zijnen
raad; doch ik meende, dat mijne inborst beter was dan het ruw en
schijnbaar gevoelloos karakter, dat men van een echt soldaat scheen te
eischen. Mijn vader keerde te voet naar huis en zou, van den vroegen
morgen tot den avond, niet veel minder dan tien uren wegs afleggen. Ik
vergezelde hem twee uren verre, omhelsde hem en keerde dan weder naar
Turnhout.
De vrijwilligers, sedert eenige maanden reeds op de grenzen werkeloos
gehouden, begonnen te morren, omdat men hen niet tegen den vijand
leidde; doch men deed hun verstaan, dat de groote mogendheden van Europa
te Londen bezig waren met over het lot van Belgie te beramen; en, dewijl
Holland weigeren zou zich aan h
|