FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64  
65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   >>  
vroeg haar of zij in een naburig dorp voor geld geen brood zou krijgen. Op haar bevestigend antwoord staken al mijne makkers de hand in den zak; de meesten gaven elk een stuk van vijf en twintig centen; eenigen gaven iets minder, ik gaf iets meer, en zoo kreeg de arme vrouw omtrent vijf franken.... Tranen ontliepen haar nu nog overvloediger; het was van dankbaarheid: hare stem klonk de weldadige _stroopers_ zegenend achterna. Onderweg maakten mijne gezellen een _komplot_ aangaande de boterham; zij werd gedeeld: wij kregen ieder een stuk zoo groot als een vinger. Op het bivak werden de drie roggebrooden eerst met sabelhouwen in groote brokken gehakt en dan verder met messen gesneden. Van den kapitein tot den laatsten soldaat, elk bekwam er iets van. Den 10^{den} Augustus, in den namiddag, gingen wij voorbij de wijnheuvels van het dorp Wesemael, op ongeveer anderhalve mijl van Aerschot. Hier vonden wij vele karren met brood en vleesch, die ons tot voorraad waren bestemd. Men hield het regiment staan, en brandwachten werden op groote afstanden uitgezet, alsof wij ter dezer plaatse op bivak zouden blijven; de weinige jagers te paard, die ons van Turnhout af hadden vergezeld, werden op hoogten en op verre banen gezonden, om alle nadering van gevaar intijds te kunnen vernemen. Uit elke compagnie riep men eenige stoute mannen te zamen; dezen zouden naar Wesemael gaan en halen wat er noodig is tot het koken van vleeschsoep. Na een half uur tijds stond voor iedere compagnie eene groote koeketel, op steenen verheven en met water gevuld. Men hakte het vleesch met sabels aan stukken en legde het in de ketels; vele mannen kwamen toegeloopen met koolen van alle kleuren, met selder, met ajuin, met salade: al wat maar groen en eetbaar was, wierp men boven de zwemmende bonken vleesch. De vuren kraakten, de aangehitste vlammen kronkelden rondom de ketels, en al de mannen der compagnie stonden met begeerigen blik en vochtigen mond de veel belovende bobbels na te zien, die in menigte uit den grond van het ziedende water opklommen. Men zou meenen, dewijl wij brood in overvloed hadden, dat de honger ons nu niet aandreef. Inderdaad, zoo was het; doch het raadselwoord van ons innig verlangen naar de vleeschsoep ligt in _warm eten_. Het was nu reeds eenige dagen geleden, dat wij niets anders dan koud eten genuttigd hadden, en dan nog in ontoereikende hoeveelheid. Nu gingen wij warm vleesch eten! In onze meening,--in de meening
PREV.   NEXT  
|<   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64  
65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   >>  



Top keywords:
vleesch
 

hadden

 

mannen

 

compagnie

 

werden

 
groote
 
zouden
 

vleeschsoep

 

Wesemael

 

gingen


ketels

 
meening
 

eenige

 

sabels

 

toegeloopen

 

selder

 

kleuren

 

koolen

 

kwamen

 

stukken


noodig
 

stoute

 

vernemen

 
koeketel
 
steenen
 
verheven
 
iedere
 

gevuld

 

kronkelden

 

Inderdaad


aandreef

 
raadselwoord
 

verlangen

 

honger

 

opklommen

 
ziedende
 

meenen

 

dewijl

 

overvloed

 
hoeveelheid

ontoereikende

 

genuttigd

 

geleden

 
anders
 

kraakten

 

aangehitste

 

vlammen

 

bonken

 

zwemmende

 
eetbaar