ewaand hebben, dat hem iets in de hersens faalde en hij
zinneloos was.
In zulke oogenblikken was het hem eenerlei wie voor hem stond:
officieren of soldaten, ieder moest zwichten en zijne harde verwijten in
stilte verkroppen. Geraakte hij in twist met zijne gelijken, hij liet
hooren, dat hij gereed was, om met sabel of pistool zijn woord gestand
te doen; en dikwijls was een tweegevecht--voor hem altijd gelukkig
afloopend--het einde zijner schijnbare ruwheid.
Met sommigen zijner oversten was hij even hard; ook werden door dezen
niet zelden pogingen aangewend om hem ernstigere straffen te doen
ondergaan, dan men er bij het regiment kon opleggen. Hoe het kwam, weet
niemand, maar telkenmaal--zelfs voor het krijgsgerechtshof--kreeg hij
gelijk en bleef ongehinderd. Zijne verdedigingen, welke hij zelf
schriftelijk opstelde, waren ongemeen krachtig en talentvol: wie hem tot
tegenstrever had, kwam er nooit ongedeerd van af.
Vele redenen maakten hem echter bij de meeste soldaten der compagnie
bemind en ontzien; eenigen zelfs zouden voor hem zonder aarzelen hun
leven in gevaar gebracht hebben, indien hij het hadde verlangd. In den
slag van Leuven had hij zich als een onversaagd officier gedragen, en
zich meer dan eens met wonderbare vermetelheid ten doel der vijandelijke
kogels vooruitgeworpen. In alle gevallen, waar het mogelijk was,
verdedigde hij de soldaten tegen de mindere officiers en onderofficiers;
soms ook wel tegen de hoogere oversten. Een groot gedeelte zijner soldij
schonk hij aan de wakkerste mannen der compagnie tot drinkgeld weg, en
toonde zich bij vlagen zoo goedhartig en zoo mild jegens hen, dat men
hem roemde als een voorbeeld van belangeloosheid en van edelmoed.
Wat hij niet lijden kon, was de zachtheid van taal en zeden, welke
sommige officiers uit het burgerlijk leven hadden behouden. Hij schold
zulke manieren uit voor verwijfdheid en zwoer, dat elkeen onder zijn
bevel _soldaat_ zou worden in den vollen zin des woords, of er onder zou
bezwijken.
Met eene opmerkelijke ruwheid bezat deze onbegrijpelijke man een diep en
vlug verstand; hij was zeer geleerd en wist over zaken van krijgsdienst
zooveel als een generaal hoeft te weten. Daarenboven pleitten vele
zijner daden in hem voor zekere goedheid des harten. Dit mengsel van
allerlei hoedanigheden maakte hem tot een soort van raadselachtig wezen,
dat den meesten eenen geheimzinnigen schrik of ten minste een gevoel van
verwijdering inboezemde.
Deze kap
|