k van
bougies arbeidde; hem scheen het, dat dit niet juist het beste vak
was.
Op deze bemerking antwoordde de jongen, dat hij door tusschenkomst van
den hoofdonderwijzer werk had gekregen op de katoenspinnerij van M.
Verbeeck. Hij zou daar gedurende eenigen tijd katoen uitpluizen en in
soorten schikken, dan aan den eersten _duivel_ staan, en zoo voorts in
het vak zich oefenen en allengs vervorderen. De fabriek van M.
Verbeeck ging binnen vijf dagen geopend worden.
Dit vervulde vader Damhout met nieuwe en groote blijdschap; want dit
was inderdaad de baan, langs waar men met verstand en vlijt het verste
op eene katoenfabriek kon geraken. Bavo zou eens meesterknecht worden,
daaraan twijfelde de gelukkige vader niet meer.
Toen men genoeg bedaard was geworden om over min ontroerende dingen
te spreken, besliste men, dat van morgen af Godelieve terug naar haren
winkel zou gaan. Inderdaad, Damhout behoefde geene onophoudende
bewaking meer; hij zou dien dag zelven reeds gedurende eenigen tijd
uit zijn bed komen. Met de vier of vijf franken per week, welke Bavo
nu won, werd het mogelijk betere tijden af te wachten.
In den namiddag, toen Bavo beneden bezig was met Lieveken in een boek
iets te wijzen of te leeren, ging vrouw Damhout naar boven, zette zich
nevens het bed van haren man en vroeg hem op zegevierenden toon:
"Welnu, Damhout, gelooft gij nog, dat het onderwijs een werkmanskind
tot hoogmoed en luiaardij verleidt? Welke kinderen, in geheel onze
stege, zijn zoo beminnend, zoo verstandig en zoo deugdzaam als Bavo en
Lieveken? Het is alleenlijk, omdat zij geleerd zijn en weten wat goed
en wat kwaad is."
Onder den slag eener bijzondere ontroering bevochtigden zich de oogen
des werkmans; hij greep de hand zijner vrouw en zeide:
"Neen, neen, Christina, dit alleen is de oorzaak hunner schoone
inborst niet. Het is uw hart, uw goed en edel hart, dat klopt in
hunnen boezem. Eene moeder als gij is de zegen Gods in een
huishouden!..."
VII
Met het begin der volgende week werden er inderdaad een zeker getal
fabrieken geopend; maar, in afwachting van stellige tijdingen
aangaande den Europeeschen vrede, lieten zij slechts een beperkt getal
werklieden toe.
Bavo arbeidde op de spinnerij van M. Verbeeck. Hij droeg nu zijne
slechte kleederen, en, dewijl hij door den aard van zijn werk altijd
met vlokken katoen als met een spinneweb was overdekt, zag hij er op
verre na zoo zindelijk niet meer uit als te voren. Di
|