ziek;
nood en lijden overvielen zijne arme ouders. Wat deed de jongen? Hij
verzaakte aan al zijne prijzen, aan de lang gedroomde eer, om eenen
dwingenden plicht te vervullen. Hij verliet de school, zonder het
zijnen ouders te durven zeggen, zocht en vond werk in eene fabriek,
legde in 't geheim zijn dagloon in de kas zijner moeder neder en redde
dus, als een onzichtbare weldoener, zijne ouders uit de bittere
ellende.... Door ontijdig van de school weg te blijven, heeft de goede
zoon zijn recht op het behalen der prijzen verloren; maar wij, zijne
leermeesters, met toestemming van den heer burgemeester en met behulp
van eenen milden beschermer der volksscholen, hebben besloten zijne
vlijt, zijne kunde en bovenal zijn edel gedrag door eene bijzondere
belooning te erkennen."
Hij haalde van achter een gordijn een groot kwartoboek en een
lauwerkroon te voorschijn. Het boek was in rood leder gebonden en
verguld op snede. De onderwijzer opende het en toonde, dat het vol was
van schoone, ontplooibare platen. Op den titel stond te lezen:
_Werktuigkunde, toegepast op de Nijverheid_. Al de aanschouwers waren
rechtgesprongen en keken zich de oogen uit het hoofd, om te raden,
wien dit prachtig boek mocht bestemd zijn.
De hoofdonderwijzer keerde zich naar den kant der schoolkinderen, en
zeide met diepe aandoening:
"Kom, Bavo Damhout, kom, mijn vriend, ontvang dit bewijs van de
achting uwer leermeesters; het blijve u een kostbaar aandenken en een
spoorslag om op den weg der deugd en der plichtsbetrachting voort te
gaan. Gij zijt werkman; maar in die nuttige loopbaan staat de toekomst
voor u open. Wees uwen gezellen een voorbeeld en toon hun gedurende uw
leven, in uw gedrag en in uw welgelukken, de onschatbare vruchten van
het volksonderwijs!"
Bavo was bleek en beefde; hij scheen de macht niet te hebben om de
trede te beklimmen, zoodanig ontstelde hem deze onverwachte
eerbewijzing in tegenwoordigheid zijner ouders. Een der onderwijzers
vatte hem bij den arm en leidde hem op het tooneel. Zijn grijze
meester omhelsde hem, zette hem de lauwerkroon op het hoofd en legde
hem het groote boek op de handen.
De gansche zaal daverde onder een donderend bravo; velen der
aanschouwers leekten tranen van ontroering op de wangen; de vrouwen
brachten zich den neusdoek aan de oogen.
Voor de trede stonden de burgemeester en de andere heeren recht,
gereed om den bekroonden jongen geluk te wenschen; maar Bavo, zonder
daar acht op te geven, z
|