Mijne kas
staat voor u open, ten minste zoolang gij binnen de palen der
redelijkheid blijft."
Bavo, onder het uiten eener vurige dankzegging, verliet de zaal en
begaf zich naar zijn bureel. Hij deed eenen helper van het klein
bureel komen en zette hem onmiddellijk aan het werk. Intusschen dacht
hij aan hetgeen hij M. Raemdonck had gezegd en aan het geschenk,
waarmede hij voornemens was zijne ouders te verrassen en gelukkig te
maken. Zijn ontwerp was sedert jaren reeds in zijn hoofd vastgesteld;
maar hij had het niet aan zijnen meester durven zeggen, uit vrees dat
hij zelf nog van gedachte kon veranderen. Na lange overweging toch
bleef hij bij zijn eerste besluit.
Toen hij met zijne ouders en zusters aan het middagmaal zat vertelde
hij hun, dat de oude meester-klerk zijn ontslag had gegeven, omdat
zijn oom, die nu gestorven was, hem een rijk erfdeel had nagelaten. M.
Raemdonck had wel lust om Bavo tot meester-klerk aan te stellen; maar
hij wilde het eerst eenige maanden beproeven, aangezien de jonkheid
van Bavo.
Zoo deed hij voor de oogen zijner ouders de hoop glinsteren, dat hij
welhaast aanmerkelijk zou worden verhoogd, en hij verborg niet, dat,
indien dit geluk hem ten deel viel, hij niet meer zou lijden, dat zijn
vader een oogenblik langer werkte. Hij zou dan in zijne hooge
jaarwedde de middelen vinden, om zijne moeder alle gemak te bezorgen
en haar te laten leven als eene ware rentenierster. Hij was zoo
vroolijk, zoo blijgeestig, dat hij iedereen deed juichen en in de
handen klappen van hoop en vreugde.
Eindelijk vertelde hij, dat de neef van M. Raemdonck, die lang te
Parijs had verbleven en daar zelfs onlangs was getrouwd, naar Gent
ging komen wonen. M. Raemdonck was op zoek naar een huis voor zijnen
neef. Groot moest het niet zijn, maar fraai en zindelijk. Hij zou het
voorzien met schoone meubelen en alles in gereedheid brengen tegen de
overkomst van zijnen neef met zijne jonge vrouw. Bavo sprak er van,
omdat zijn meester hem had verzocht eens rond te zien, welke huizen
van dien aard zoo al te huur hingen; en de jongeling, die niet veel
tijd had, spoorde zijne moeder aan om eens uit wandelen te gaan in de
beste straten, niet verre van de fabriek, en te zien of er zulke
huizen niet te huur hingen, opdat hij het alsdan aan zijnen meester
zou kunnen zeggen.
Reeds des avonds, bij zijnen terugkeer van de fabriek, vernam Bavo van
zijne moeder, dat er nette burgerhuizen te huren hingen in de
Mageleinstraat,
|