ls halve weken zonder te willen werken, zoodat zij zich den
toegang tot vele fabrieken zagen weigeren. Wij vertrokken altezamen
naar Rouaan. Daar hield Godelieve weder school in ons huis, en leerde
er de kinderen der Fransche werklieden; want door altijd Fransch te
hooren spreken, had zij in die taal spoedige vorderingen gemaakt. Zij
had veel te lijden van hare woeste broeders en afgunstige zusters,
omdat zij altijd zindelijk was gekleed en door iedereen, als een
voorbeeld van zedigheid en beleefdheid, werd geprezen en geacht. Eene
dame der stad bezorgde haar eindelijk eene goede plaats als
leermeesteresse in eene groote kostschool van jonge juffrouwen. Daar
bleef zij twee volle jaren, niets van hare jaarwedde behoudende dan
wat haar noodig was om zich de kleederen aan te koopen, welke zij
natuurlijk in hare kostschool hoefde te dragen, ten einde niet te veel
tegen de andere meesteressen af te steken. Al het overige bracht zij
naar huis om ons te helpen; want haar vader was ziek geworden, en van
mijne andere kinderen waren de meeste getrouwd of ongetrouwd in het
rond alleen gaan wonen; en de twee jongens, welke met ons bleven,
gaven minder van hun dagloon af dan hun kost en hun onderhoud
bedroegen. De kwaal van mijnen man verergerde langzaam; het was eene
kwijnziekte, die hem allengskens scheen uit te putten en ons deed
vreezen, dat hij niet meer zou genezen. Dan gebeurde er iets, dat ons
in de bitterste ellende moest storten. Een mijner zonen, die sedert
als soldaat naar Afrika is vertrokken, een woestaard, een gevoellooze
verkwister, was reeds meer dan eens, tot schande der arme Godelieve,
aan hare kostschool gaan bellen om haar geld te vragen. Dit mishaagde
de meesteresse van het gesticht zeer; maar uit genegenheid voor
Godelieve had men geduld gehad, zoolang totdat eens mijn baldadige
zoon, door den drank verblind, binnen de kostschool drong en daar,
door scheldwoorden en gewelddaden, zijne zuster eene groote somme
gelds wilde afdwingen. Hij joeg den lieden zulken schrik aan en
ontstichtte de leerlingen op zulke onbehoorlijke wijze, dat Godelieve
hare plaats verloor en, schier half dood van schaamte en wanhoop, naar
huis kwam. Haar broeder, die wel gevoelde, dat hij ons allen
ongelukkig had gemaakt, vertrok des anderen daags om dienst te nemen
in het vreemdenlegioen voor Afrika. Godelieve, wier moed en opoffering
onuitputtelijk zijn, begon onmiddellijk rond te zien om weder eenige
leerkinderen te zamen te krijgen, en
|