e
verwonderen. Wat zij daarop antwoordde om hem te troosten, deed het
schaamrood op Bavo's voorhoofd klimmen. Hij stamelde eenige
verontschuldigingen en bleef dan zwijgend in zich zelven dubben en
overwegen, of nam een boek en ontvluchtte zoo eene samenspraak,
zoohaast hij bemerkte, dat zijne moeder hem met aandacht beschouwde.
Liefde? Zijn medelijden zou liefde zijn? Hij zou Godelieve beminnen
... beminnen, anders dan eene speelgenoote, dan eene zuster? Zijne
moeder had het niet gezegd; maar waarom dan had zij gesproken van eene
geheime neiging des harten, van een gevoel, dat hij moest pogen te
beheerschen en te overwinnen?
Van dan af werd Bavo aangaande Godelieve achterhoudend met zijne
moeder. Telkens dat zij zelve, en het gebeurde niet dikwijls meer, den
naam van Lieveken noemde, keerde hij de samenspraak af.--Dit belette
echter niet, dat zijne ziel treurde en nog snakte naar de afwezige
vriendinne. Elke maal dat hij te huis kwam, hoopte hij, dat zijne
moeder hem eenen brief zou toonen; maar de maanden verliepen zeer
snel, en van Lieveken hoorde men niets meer.
Wel had vader Damhout eens eenen werkman ontmoet, die uit Frankrijk
kwam en hem nieuws van de Wildenslags had gegeven; maar zijne woorden
waren niet van aard om Bavo of zijne moeder te verblijden. Volgens
zijn zeggen wonnen de Wildenslags veel geld, ja veel te veel; want zij
waren gekend als de grootste drinkers en zwierders van geheel de stad.
Zij lagen ook altijd in twist met iedereen en schenen in ruzie en in
vechten hun vermaak te vinden. Naar Gent terugkomen, dit zouden zij
zeker niet doen; want zij hadden daarvoor een al te goed leven in
Frankrijk. Godelieve kende hij niet; maar hij wist, dat al de
Wildenslags, ouders en kinderen, op fabrieken werkten.
Ondanks de durende beneveling van zijn gemoed kweet Bavo zijne
plichten zoo wel op zijn bureel, dat hij meer en meer de gunst won van
M. Raemdonck en van den meester-klerk. Men had zijne jaarwedde reeds
tot zeshonderd franken verhoogd, en dewijl zijn vader bleef werken en
zijne moeder nog immer voor haren winkel kielen naaide, kwam er
zooveel welstand in huis, dat men besloot de stege te verlaten en in
eene betere en min donkere straat te gaan wonen.
Veel eerder ware men verhuisd, hadde Bavo zelf niet altijd gepoogd
deze beslissing te doen uitstellen. Hij verborg het niet, dat hij met
smart zich zou verwijderen van deze plaats, waar zijne wieg had
gestaan en waar hij zijne gelukkige kindsheid h
|