FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105  
106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   >>   >|  
, lijdende, wrang-genietende, het leven een dronk afdwingende ziel. Warmte en koude wisselen snel in hem, maar blijvend in hem toch is: iets hard-staalachtigs, soms smijdig-vlug als een toestootende degen, maar soms ook als onverzettelijk omhooggespeerd onder den duister-broeienden hemel van zijn pessimisme. Donkerte en licht wisselbliksemen dan langs hem heen, want geen onweer barst in zijn nabijheid los of hij trekt de ontlading aan ... dan ziet ge fel den staalglans. Als het gevaarlijke hemellicht, verraderlijk-snel en wreed, de zich onzichtbaar wanende zwoel-heimelijke nachtelijkheden der aarde opendekt, vaart het langs hem neer, om zich-zelf in den reuk-zwaren grond te begraven. Dit, wat den schepper in dit werk betreft. De mensch, die niet tot het schepper-zijn kon stijgen, wijl hij er zooeven vermoeid uit neergezegen was, spreekt uit het eerste verhaal: De Kindsheid van Harlekijntje. Daarin leeft de man, die door de turbulente jacht van scheppende bewogenhden even verlaten, zoo graag een heel gewone mensch, dien korten tijd althans, wil zijn. Daar ziet hij zich nu zitten in een gezellige kamer, en een anderen mensch tegenover zich.... Heeft die naar hem geluisterd, terwijl hij scheppend-verhaler was?... De bewonderingswarme blik van dien man schijnt dat wel te zeggen.... Maar wat doet dat ertoe; van zulk een verhaler is nu niets in hem ... hij voelt als een geestelijke koude, een leegte ... hij voelt een behoefte aan gewoon-menschelijke vriendschap .... Hij weet zeker, dat als hij nu in zijn weeken weemoed, zijn drang naar wat meegevoel, gaat spreken, hij sentimenteel, misschien wel drakig-melodramatisch zal doen; toch kan-ie 't niet laten. De oogen ver-starend, vochtig van verlangensglans, mijmert hij zachtkens over zijn jeugd, hoe-ie daar in dat oude, kleine stadje, waar zijn ouders woonden, een jongetje kende, Harlekijntje ... een armzalig, door drank verdwergd jongetje.... En hij vraagt vertrouwelijk den man tegenover zich: van die Harlekijntje gesproken: "Heette zijn [p.110] moeder niet dronken Fie? Was zij uit een Belgisch Seheldedorp".... "Heeft de muziek Fie gelokt naar de stad?"....--Maar de man tegenover hem ziet hem koelverbaasd aan. Die begrijpt niet, dat de liefde-gevende schepper plots een liefde-behoevende mensch is geworden, en koud antwoordt hij hem: "Vraagt U mij wie of wat Fie was!... dat wilde ik juist van U weten.... Wat wilt U toch van mij? Waar is Uw prachtige zekerheid gebleven?... O, o ...
PREV.   NEXT  
|<   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105  
106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   >>   >|  



Top keywords:

mensch

 

schepper

 

tegenover

 

Harlekijntje

 

verhaler

 

jongetje

 
liefde
 

melodramatisch

 

starend

 

vochtig


drakig
 

geestelijke

 

leegte

 

behoefte

 

gewoon

 

schijnt

 

zeggen

 

menschelijke

 
vriendschap
 

meegevoel


spreken

 
sentimenteel
 

weemoed

 

verlangensglans

 

weeken

 
misschien
 

armzalig

 
behoevende
 

geworden

 

Vraagt


antwoordt

 

gevende

 

begrijpt

 

gelokt

 

muziek

 

koelverbaasd

 

zekerheid

 
prachtige
 

gebleven

 

Seheldedorp


Belgisch
 
stadje
 

ouders

 
woonden
 
kleine
 
zachtkens
 

moeder

 

dronken

 

Heette

 

verdwergd