FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   427   428   429   430   431   432   433   434   435   436   437   438   439   440   441   442   443   444   445   446   447   448   449   450   451  
452   453   454   455   456   457   458   459   460   461   462   463   464   465   466   467   468   469   470   471   472   473   474   475   476   >>   >|  
k het niet in zijn geheel geve, daar in dit geschrift reeds tweemalen een diergelijke ramp vrij omstandig beschreven is. Het bleek mij echter reeds toen, en later werd het ook door de getuigenis van de equipage van de _Fortuin_ bevestigd, dat Schipper en stuurman hun plicht tot het uiterste hadden volbracht en dat de geleden wederwaardigheid alleen aan het geweld van den storm te wijten was, die het vaartuig op de Robbeplaat had gesmeten, waarvan het niet mogelijk was af te komen. Het ontging mij niet, dat Helding, gedurende het vrij lange en door allerlei aanmerkingen en uitweidingen afgebroken verhaal van den Schipper, al op heete kolen zat, en gedurig rondkeek, als wilde hij vragen, wanneer de beurt toch eens aan hem komen en over de zaak zoude gesproken worden, welke hem op Terschelling riep. Juist wilde ik daarover beginnen, toen een nieuw personage de herberg binnentrad. Deze was een dor schraal kereltje, wiens onbeduidende lichaamsbouw sterk afstak tegen de kloeke gestalte van Reynszen en van de Terschellingsche visschers, die ik aan de haven gezien had. Ook was hij niet in 't duffel en baai gekleed, gelijk de overige dorpelingen: en zijn rok en hoed, hoewel ouderwetsch fatsoen, kenmerkten meer de dracht van den vasten wal of een nabootsing daarvan. Zijn door de kinderziekte sterkgeschonden gelaat had weinig behaaglijks; terwijl de omgekrulde onderlip en vooruitgezette borst geen geringe mate van zelftevredenheid en verachting van anderen schenen aan te kondigen. "Zoo Drost! ben je daar?" vroeg Reynszen, den nieuwaangekomene de broederhand toestekende. Deze scheen blijkbaar het niet te durven wagen, zijn mager handje aan den krachtigen aangreep des kasteleins bloot te stellen, en stak hem slechts een vinger toe. Ik stond een oogenblik in twijfel, of de naam van Drost, aan den onbekende gegeven, 's mans eigen naam of een verkorting van den titel van Drossaard moest beteekenen. Ik wist, dat deze laatste ambtsbetrekking door een der Burgemeesteren van Enkhuizen werd bekleed: en ik kon te minder gelooven, dat ik dezen voor mij zag, daar de toon en houding van Reynszen jegens den nieuwgekomene die gemeenzaamheid aanduidden, welke tusschen goede bekenden plaats heeft. "Zel je een pijp rooken?" vervolgde Reynszen tegen den onbekende, die ons van ter zijde bekeek:--"dat zijn Amsterdamsche Heeren, die komen hier vanwege de _Fortuin_!" en toen, zich naar ons keerende: "dat is de Drost," zeide hij. _A tous seigneu
PREV.   NEXT  
|<   427   428   429   430   431   432   433   434   435   436   437   438   439   440   441   442   443   444   445   446   447   448   449   450   451  
452   453   454   455   456   457   458   459   460   461   462   463   464   465   466   467   468   469   470   471   472   473   474   475   476   >>   >|  



Top keywords:

Reynszen

 

onbekende

 

Fortuin

 
Schipper
 

kasteleins

 

vinger

 

durven

 

blijkbaar

 

slechts

 
scheen

krachtigen

 
stellen
 
aangreep
 

handje

 
kondigen
 

omgekrulde

 

terwijl

 

onderlip

 
vooruitgezette
 
behaaglijks

weinig

 
daarvan
 

kinderziekte

 

sterkgeschonden

 
gelaat
 

geringe

 

nieuwaangekomene

 
broederhand
 

oogenblik

 

schenen


zelftevredenheid

 

verachting

 

anderen

 

toestekende

 

ambtsbetrekking

 

rooken

 

vervolgde

 

plaats

 

aanduidden

 

gemeenzaamheid


tusschen

 

bekenden

 
bekeek
 

keerende

 

seigneu

 

Amsterdamsche

 

Heeren

 
vanwege
 

nieuwgekomene

 

jegens