FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38  
39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   >>   >|  
jdend, doch bijna bewusteloos. Des anderen daags rees de zon weder aan eenen blauwen hemel op, en ik was geheel genezen. De stuurman liep de haven van Sandeshove binnen en zette ons daar aan wal. Wij, uiterst welgemoed over onze behoudenis, trokken langs Veurne naar Lampernisse...." Hier werd Dakerlia's stem eensklaps dof en zij onderbrak haar verhaal. "Welnu?" vroeg Robrechts zuster. "Wat geschiedt u? Tranen in uwe oogen?" "Ja, Witta; wij meenden mijne goede moei gansch hersteld te vinden ... en oordeel over onze droefheid: toen wij de hofstede binnentraden en de armen reeds uitstaken om haar te omhelzen, toonde men ons...." "Hemel, wat toch?" "Haar lijk, Witta!" Een kreet van medelijden klonk door de zaal, en de beide jonkvrouwen bleven eene poos zwijgend. Dan zeide Witta: "Kom, Dakerlia, troost u in de gedachte dat de Heer haar eene plaats in zijnen schoonen hemel heeft gegund. Zij was reeds oud, ongetwijfeld, en wij zijn allen sterfelijk." "Het is waar, mijne goede Witta; genoeg reeds heb ik ginder geweend; want gij zoudt niet gelooven, vriendinne, hoe treffend en hoe roerend de lijkplechtigheden zijn onder onze Kerels der Ambachten!" "De Kerels zijn immers Christenen als wij?" bemerkte Robrechts zuster, "Het moet te Veurne bijna toegaan gelijk hier te Brugge." "Neen, toch niet. Wel zijn zij Christenen; maar zij hebben nog vele voorvaderlijke gewoonten behouden, welke wij, Kerels in de steden, sedert lang hebben vergeten. Van den kerkelijken dienst moet ik u niet spreken, die is inderdaad overal dezelfde. Het lijk mijner moei lag in hare schoonste zondagskleederen uitgestrekt op eene breede tafel, met een spinrok in den arm, even alsof zij nog leefde. Iemand zeide mij sedert, dat men nevens het doode lichaam van eenen man een naakt zwaard legt en de afgestorvene kinderen met speelgoed omringt....[12] Aan het voeteneinde mijner moei stonden drie schotels, de eene met gebraden vleesch, de andere met gortebrij, de derde met kleine koeken van weitebloem, en daarnevens eene groote kruik met hoppebier. Met welk inzicht zulks geschiedde, kon men mij niet goed verklaren. Oude vrouwen schenen te gelooven dat 's menschen ziel, wanneer zij eens van het lichaam is gescheiden, nog kan eten, en men daarom voedsel bij het lijk moet zetten. Vindt gij die gedachte niet zonderling, Witta?" "Het is bijgeloof, zondig bijgeloof, Dakerlia." "Het scheen mij insgelijks zoo. Maar het is niet alles. Gedurende de dri
PREV.   NEXT  
|<   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38  
39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   >>   >|  



Top keywords:
Kerels
 

Dakerlia

 
bijgeloof
 

zuster

 
mijner
 
gedachte
 
Robrechts
 

sedert

 

gelooven

 

lichaam


Christenen

 

hebben

 

Veurne

 

uitgestrekt

 

spinrok

 

schoonste

 

zondagskleederen

 

leefde

 

breede

 

Iemand


kerkelijken

 

gewoonten

 

behouden

 

steden

 
voorvaderlijke
 
Brugge
 

inderdaad

 

overal

 

dezelfde

 

spreken


Gedurende

 
vergeten
 
nevens
 

dienst

 

speelgoed

 

geschiedde

 

verklaren

 

inzicht

 

groote

 
hoppebier

vrouwen
 
schenen
 

voedsel

 

daarom

 
zetten
 

menschen

 

wanneer

 

gescheiden

 

daarnevens

 
weitebloem