en schalmeien".
[22] _kwaamt te brommen_. Hier in den zin van: "zich met luiden galm
verheffen".
[23] _Uit dien troon_. Troon, met troonhemel, gedacht als een omheinde
plek, van waaruit de beweging gaat. Daarom niet: _van_ dien troon.
[24] _in eenen knoop van dieren_: mengeling van dieren. Zie later,
Lucifers gestalte-verandering.
[25] _misscheppen_, doen wanvormen.
[26] _zoo laag_: immers in de hel.
[27] _alle zeven_: de zeven Aartsengelen.
[28] _met u verlegen_: om u begaan.
[29] _Hooger niet_: ga niet voort in uw verzet.
[30] "Tenzij een leven van ellende ... leven mocht heeten".
[31] _tocht_: dit optrekken (ten verzet).
[32] _of echter_, of daarna.
[33] _onder 's hemelseed_, d.w.z. trouw zwerend aan den hemel.
[34] _overdrongen_: overdringen, hier: met aandrang doen aannemen (Wdbk)
Thans: opgedrongen.
[35] _paaien_, hier: in slaap wiegen.
[36] _Het leen verheergewaden_: "Tenzij ze aan mijn gezag het hunne
ontleenen." huldigen als leenheer.
[37] "Juist dat is de prikkel tot ons verzet." Heel teekenachtig
uitgedrukt.
[38] : "wier bewegingsmiddelpunt ge zijt".
[39] _Verhef het leen van wat gij bezit aan Adam en zijn neven!_ "Erken
dat Adam en zijn nakomelingen uw leenheeren zijn." _Neven_ staat hier in
den ruimeren zin, dien het oorspronkelijk had, van "nakomelingen",
"verwanten."
[40] "Wat geleend is, is geen bezit." God kan het u geleende terugnemen;
als de leenheer 't goed van den leenman.
[41] _'k Misdank me dan_. Ik dank er voor. De term "zich bedanken" leeft
nog in de Amsterdamsche volkstaal.
[42] _stel me te pande_: stel mezelf tot borg.
[43] LUCIFERS wankeling is wel echt; ook al spreekt er meer vrees voor
de hachelijke uitkomst dan oprecht berouw uit. 't Is weer een heel mooi
moment in het treurspel.
[44] : _tijd te marren_, tijd tot toeven, aarzelen.
[45] "tenzij God, uit medelijden, belet dat hij nooit meer deel hebbe
aan de hemelsche vreugd." Door de dubbele negatief wat onduidelijk.
Versta dus: tenzij God uit meedoogen belette dat hij balling blijft van
den hemel.
[46] vlgg. Dit gebed is van een waarlijk ontroerende innigheid,
meedoogen en overgaaf; een der zuiverst mooie van Vondels vele mooie
reizangen.
* * * * *
HET VIJFDE BEDRIJF
RAFAEL. URIEL.
RAFAEL:
De gansche Hemel, van den grond tot op de kruin
Der Aartspaleizen[1], juicht op Michaels bazuin
En zwaaiende banier. De veldslag is gewon
|