l.
[37] zie [33].
[38] _roode en blauwe zwavel en vlammen_. Hier denkt V. weer aan de
geschutwerking van bliksem en donder.
[39] _het hart ... ontzakt voor_: de moed ontzinkt.
[40] _rustig_ = moedig.
[41] _voor de vuist_: openlijk.
[42] _Hij schut de wreedste slagen_: weert de hardste slagen af.
[43] _hem_ en [44] _hij_ slaan beide op Lucifer.
[45] Gods naam (zie ook [49]), die op Michaels schild is aangebracht.
[46] _Dit voorspook_: voorteeken.
[47] _den toescheut stuit_, stuit het toeschieten, opdringen; hen, die
opdringen.
[48] _d'Aartsvijand_: d'Opperste vijand, Lucifer.
[49] zie [45].
[50] _Al t' ongenadig_: in zoo sterken mate ongenadig.
[51] _kort_: onmiddellijk.
[52] _De reus Orion_. Hier is Vondels mythologische kennis aan het
woord: de reus Orion, als sterrebeeld met zijn knods, is Grieksch.
Maar ook dezelfde primitieve klassieke herinneringen als hem in de
_Gijsbrecht_ den "Sparre-wouwer reus" aan het gevecht doen deelnemen.
Zonder een reus was deze strijd voor hem niet compleet, ook al verwierp
hij in zijn _Berecht_ het denkbeeld, een goddeloozen Reuzenstrijd te
hebben willen schilderen. (Zie ook _Voorwoord_.)
[53] "die niet geeft om Orions, knodsen of reuzen".
[53] De bekende sterrebeelden van de Beer, dicht bij de Noordster.
[55] De _Hydra_, mythologische draak met vele koppen, ook sterrebeeld.
[56] _Ik zie een galerij_: Gelijksoortige wending als in het verhaal van
den Bode in _Gijsbrecht_: "ik zie de deugden zelf." De verhaler tracht
even door een samenvattend beeld de verbeelding der toehoorders te doen
wijden in een visioen. _Een galerij van oorlogstafereelen_ is zoo echt
Vondeliaansch. Immers waren hem poezie en schilderkunst zeer nauw
verwant.
[57] _nare nacht. Naar_ (Engelsen narrow): nauw. Vandaar dat "naar" en
"eng", angstig, in beteekenis verwant zijn, en naar ook donker
beteekent, met de bijgedachte "beangstigend."
[58] _vergeet met goud te brallen_, nalaat met goud te pronken, dus:
"eindigt met schitteren."
[59] _mengelt zeven dieren afgrijselijk ondereen_: neemt de
afgrijselijke gedaante aan van een mengeling der zeven dieren: de
_hoofdzonden_: Hoovaardij, gulzigheid, luiheid, wellust, toornigheid,
nijdigheid en gierigheid.
[60] _eene sim_: een aap.
[61] _Kortouw_, kartouw, geschut. Zie de aanteekening bij [29].
[62] _Wat green hier_: green, verleden van _grijnen_, boosaardig kijken
(Wdbk). Voor de gedaanteverwisseling der gevallen Enge
|