an.--Maar ge
vraagt mij wellicht, of [p.123] dan ieder mensch zekerlijk in kiem reeds
iets in zich heeft wat met dat Bewustzijn is verwant en hem in staat
stelt het te begrijpen, lief te hebben?--Och, zou er dan wel een mensch
zijn, die geen schepper is, hoe klein ook, al droomde hij in zijn heele
leven maar een schoonen droom van verlangen? _Kent gij een kind, dat
geen schepper is_?--Wat betreft de ontvankelijkheid voor inspiratie is
er dan ook tusschen kunstenaar en niet-kunstenaar geen essentieel
verschil, slechts een gradueel. Alleen wat de uitingsmacht betreft is er
een essentieel onderscheid. Maar dit kan den niet-kunstenaar toch niet
verhinderen te genieten van het geuite, of ook van wat hij wel niet
uiten kan, maar in hem leeft: zijn eigen droomen? _There are many poets
who have never penned_, welk een diep woord was dat!--Ongetwijfeld zijn
er eigenschappen, die zekere menschen kunnen beletten, het Scheppend
Vermogen lief te hebben en ervan te genieten, zooals verstomping, te
geringe of te eenzijdige ontwikkeling, maar nimmer kan door
maatschappij-wisseling en veranderde productieverhoudingen deze hoogste
Natuurkracht-zelf, gelijk zij zich manifesteerde in vroeger tijd, in een
lateren onmedevoelbaar worden, omdat ook zij verouderen zou. _Zij_ is
niet als de menschelijke drijfveeren en gevoelens. Zij is
onveranderlijk. Niet om niets noemden de bijbelsche dichters zich
profeten, van God bezielden. Zij waren het, zooals nog elk waarachtig
kunstenaar het is en zijn zal, immer. En ook zij waren als mensch, in
hun lagere persoonlijkheid, vaak zwak en zondig, zooals de kunstenaars
van elken tijd, omdat zij allen wel begenadigd door het Scheppend
Vermogen maar daarom nog die Vlekkelooze-zelf niet zijn! O zie toch, zie
toch, hoe dit alles juist en licht en klaar is, en hoe veel, hoe 't
bijna alles verheldert.... Maar indien ge nu ziet, wat de eeuwige kern
der kunst is, hoe zoudt ge er dan vrede mee kunnen hebben, dat het
historisch-materialisme zich mengt in de critiek dier kunst. Luister
even, hoe Gorter, de uitmuntende kenner ervan, het kenschetst:
Het historisch materialisme is geen filosofie, het spreekt niet als
het filosofisch Materialisme of Idealisme van het wezen [p.124] van
geest en stof, het spreekt _over den inhoud van_ het denken en het
toont aan, hoe het komt dat in een bepaalden tijd door bepaalde
menschen zoo en zoo gedacht wordt, de inhoud van het denken zoo en
zoo is en zo
|