e
bezorgdheid? Men begrijpe mij wel: _ik acht er de Confessions en hun
schrijver des te hooger om, dat toen die "bezorgdheid" er niet was_. Zij
is geheel out of season in een werk, dat nu eenmaal, zonder zich om de
meer verwijderde en bijkomstige gevolgen te bekommeren, een _biecht_ wil
zijn en _niets dan dat_.--Maar--_waarom dan alleen bij deze gelegenheid
van dat standpunt afgeweken_? Dat geeft te denken--wat ik heb
gedacht!--Het is dan ook waarlijk wel volkomen te begrijpen, dat er
onder de lezers van den _Emile_ waren, die lezend wat hij daar omtrent
de plichten van den vader leert--en _niet wetend, dat de Hoogere
Persoonlijkheid wel verwant met, maar toch een geheel andere dan de
lagere is_--minachtend hun schouders optrokken over 't geen zij voor
_huichelarij_ moesten houden, en de sarcastische noot daar ter plaatse,
waarin de "petites bonnes gens" Cato en Augustus worden vergeleken met
de "grands hommes de nos jours," die te gewichtige zaken aan het hoofd
hebben, om hun ouderplichten na te komen, kortweg een onbeschaamdheid
noemden.--Wat nu de werkelijke reden moge geweest zijn, 't geen wij
thans niet zullen onderzoeken--hij-zelf heeft 't later voorgesteld alsof
"les raisons determinantes" voortsproten uit vrees voor en afkeer van
Therese's familie--zeker is, dat hij, die hier terwille der jonge lieden
zoo bezorgd was, in de _Reveries_ die bezorgdheid geheel heeft verloren
en daar weer zegt, dat zijn verstand hem geen [p.165] enkel verwijt
doet, en dat indien hij er weer toe genoopt ware hij er nog met vrij wat
minder aarzeling toe zou overgaan als destijds! Arme jeunes gens! Nu
ziet ge dus, dat 't zelfs _geen dwaling_ was.... Ik vrees dan ook, dat
indien gij in het gelukkig bezit van een intrigante schoonmoeder en
diefachtigen zwager waart, ge uw kinderen wel hals over kop, na het
lezen dier passage, naar de zoo aangeprezen Enfants-Trouves zult hebben
gebracht![50]
* * * * *
Alvorens nu echter over te gaan tot het bespreken van het verband dat er
tusschen de door mij thans aangetoonde verfraaiingstendenzen in Mevr.
Holst's psychologisch-biographische beschouwingen van de
Rousseau-figuur, en den invloed van het marxistisch-aesthetisch systeem
bestaat, zij het mij vergund ter aanvulling mijner voorafgaande, alle
min of meer negatieve, opmerkingen, een zeer schetsmatig positief
Rousseau-beeld te ontwerpen. Ik vertrouw dat daardoor de juistheid dier
opmerkingen den lezer des te dui
|