niet mag onthouden:
Gelijk den droomers en dichters van dezen tijd soms plotseling, uit
de opeenhooping van vele indrukken, door de jaren vergaard, het
Gezicht opengaat op het wezen der klassenmaatschappij en zij de
afschuwelijkheid van de uitbuiting en de ellende van druk en
slaafschheid beseffen; gelijk dan in hen opgloeit haat tegen de
verdrukkers en liefde voor de verdrukten, dat zij beven van hitte
en kou, liefde en haat in eenen,--zoo was hij. En gelijk voor die
dichters en droomers dan het lichtverschiet openwaait van een ander
leven dan van willekeur der grooten en verdrukking der kleinen en
strijd van allen tegen allen, een leven van vrede en broederlijke
liefde en zachte aanhankelijkheid; en zij de armen uitstrekken
daarheen en 't heerlijk visioen aanroepen, dat 't blijve, sidderend
van verlangen--zoo deed hij.
Evenmin zou ik echter de schoonheid van dit werk voldoende recht hebben
gedaan, indien ik verzuimde u opmerkzaam te maken op het prachtig
begrijpen, doorvoelen en uitbeelden van sommige invloeden, die het
Scheppend Vermogen op de lagere persoonlijkheid van Rousseau gehad
heeft. Ziehier, een kort stukje:
Had 't werken der verbeelding zijn menschelijk liefdesbegeeren
slechts schijnbaar gestild, in waarheid opgezweept? En moest hij
daardoor noodlottig in liefde ontbranden voor de eerste de beste
bekoorlijke vrouw, die 't lot naar zijn kluis voerde? Of was 't
anders; leefde, voor hem zelf onbewust, in zijn binnenste op dat
oogenblik de behoefte van den kunstenaar, door 't lichamelijk
ervaren der liefde-begeerte en verrukking [p.143] en liefde-smart
die hij uitbeeldde zijn verbeeldingen op te voeren tot de hoogste
intensiteit? Of kwam wellicht de eene drang bij de andere?
En dan met nog heller intuitief doorvoelen van de verhouding van
Scheppend Vermogen tot de lagere persoonlijkheid:
Zwaar was dat afscheid der jeugd, sloopend voor zijn lichaam en
zijn zenuwstelsel. Toen zonk de vlam in een, in hem bleef niets dan
wat asch van herinnering.
Maar _buiten hem groeide_,[33] schepsel van vuur en tranen, het
wonderbare boek, geschreven in een taal vol teederheid en gloed als
't zingen van de gaal is in milde lentenachten: de "Nouvelle
Heloise." In de vlammen van dat boek zou de ziel der vrouw van dien
tijd zich reinigen, in zijn wateren onderduiken om we
|