FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104  
105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   >>   >|  
eer harer weerkomst eeuwig brandende wachtvuren ontstoken_. Een nieuw heelal hebben wij geschapen, bij gevolg ook onze eigen zon en sterren. En dus ook, en welverdiend, was het ons opgelegd, onze eigen duisternis te moeten scheppen. Precies zoo als elke lamp een warme, menschelijke maan is, zoo is iedere fabrieks-dampige mist een rijke, menschelijke avondval. Ware het niet door dit mystiek gebeuren, wij zouden nimmer de duisternis zien, en hij die nooit duisternis zag, zag nooit de zon. Blz. 21 _This life of grey studies_: Dat leven van grijze studies en halve tonen, welks afwezigheid in Dickens ge zoozeer betreurt, is slechts het leven zooals het [p.95] wordt _gezien_. Dit leven van helden en misdadigers is het leven, zooals het wordt _geleefd_. Het leven dat een mensch het innigst kent, is juist het leven, dat hij het volst van wreede zekerheden en gevechten tusschen goed en kwaad ziet--_zijn eigen leven._ O, zeker, het leven waarmee wij niets hebben te maken kan ons makkelijk een psychologische comedie lijken, het leven van andere menschen: menschelijk studie-materiaal; maar een mensch zijn eigen leven, dat is altijd een melodrama. Blz. 60 _Cette derniere allusion_: Deze laatste toespeling op een weinig aesthetischen rabbijnschen ritus (het dragen der gebedsriemen, v.C.) waaraan door de traditie veel gewicht wordt gehecht, bedoelt den nadruk te leggen op het contrast tusschen de schoonheid der Grieksche cultuur en het gebrek aan smaak der rabbijnen. Blz. 60 _Toutes ces belles choses_: Al deze schoone zaken, welke door krachtlooze mannen, verdorven, vuige en aan het leven vijandige wezens ontroofd zijn aan Shadai-God-Rots (Shadai, een hebreeuwsch woord, beteekent Almachtige, v.C.)--deze ondoordringbare godheid van de woestijn, die de daden van Kanaaen's veroveraars bestuurde--en die door hen in het leder der gebedsriemen werden vastgesnoerd. Blz. 61 _Allusion a_: Toespeling op een talmudische passage, welke dengeen, die stilstaat om "een mooien boom of een schoon veld" te beschouwen, verfoeilijk acht. Blz. 61 _Fils de l'homme:_ Menschenzoon.... Sta op en ga naar de stad der slachting. Treed er de huizen binnen, om met uw oogen te zien en te tasten met uwe handen, het bloed gestold, het hersenmerg hard geworden op de hagen, de boomen, en het cement der muren.... Daarna zult gij de ruinen gaan zien, de bressen overspringen, u een weg banen door doorboorde muren en verbrijzelde ovens, daar waar de
PREV.   NEXT  
|<   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104  
105   106   107   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   >>   >|  



Top keywords:

duisternis

 

Shadai

 

zooals

 

tusschen

 

gebedsriemen

 

mensch

 

studies

 

hebben

 

menschelijke

 

woestijn


Kanaaen

 

godheid

 

ondoordringbare

 

hebreeuwsch

 

beteekent

 

Almachtige

 

veroveraars

 

Toespeling

 
talmudische
 

passage


Allusion

 
eeuwig
 

werden

 

vastgesnoerd

 

bestuurde

 

ontroofd

 

rabbijnen

 

Toutes

 

belles

 
gebrek

contrast
 

schoonheid

 

Grieksche

 

cultuur

 
choses
 
verdorven
 
vijandige
 

wezens

 
dengeen
 

mannen


krachtlooze

 

ontstoken

 

schoone

 

wachtvuren

 

brandende

 

stilstaat

 

hersenmerg

 

geworden

 

boomen

 

gestold