FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36  
37   38   39   40   41   42   43   >>  
ge pegels, grauw en goor, Die weenen, weenen, duizend eeuwen door, En tot het eind van duizend eeuwen weenen; En 't kromt zich over warrelrotsen henen, Waar elke traan, die viel, een traan verkoor, Om tot albast te worden, en ten schoor Aan nieuwe smart, die kegels wordt en steenen; En daar, waar zonnestraal nooit in kon dringen, Waar nooit het oog der toorts een bodem zag, Schijnt kermend zich een reus in boei te wringen: Wat of dat klotsen toch beduiden mag, Dat jammeren, dat de echoos ondervingen?... Uit diepte en afgrond stijgt een eindloos "ach!" XLI DE HOLLE BERG "O, zonlicht!"--Op een dennenwoud van rotsen, Wier top mijn langste schaduw niet genaakt, Is 't, of een sombre reus zijn hel bewaakt, En, wat zich roert, dreigt met granieten knotsen. Geen einde links, geen rechts; het duister braakt Gore gevaarten; eeuwge tranen trotsen Alleen de stilte en dood; de hars-toorts kraakt; De voet doet kei op kei in de' afgrond klotsen. Dat starrenlooze zwerk, dat de' aem beklemt, Die leegte, die zich rondt in 't nederwelven.... Een leeuwenmuil, oneindig opgesperd! Daar grimmen tanden hier en in de vert'.... Mathilde!... Koude schuift door 't bloed, dat stremt... En 'k voel een diepe duizling me onderdelven.... XLII HET RIJK DER TRANEN Een waterval, gestremd in 't vallen, boomen, Verstijfd bij 't wortlen in de holle schacht, En schepselen van duizend nare droomen.... 't Is alles dood en steen en ijs en nacht. De geest der hel, die dit heeft voortgebracht, Doet vloek en klacht door leege stilte stroomen: Gij, rijk der tranen, waar de dood slechts lacht, Baart angst en niet der schoonheid huivrend schromen: Leen ik mijn ziel aan u, en leef uw leven-- Ik ben ontzield: gij hebt mij stug en wreed Op mij terug, en dus tot haat gedreven. Mathilde! U kan ik zeggen, wat ik leed: Ik haatte, omdat ik liefde niet kon geven, En wilde minnen, daar ik dichter heet! XLIII DAG En over 't wak van pek, dat schijnt te schragen Het hol gewelf, waarlangs een doodendans Van fakkelglanzen spookt, voel ik mij dragen Door wagglend hout ... 't licht dooft--'t is duister thans... Nu drijft de kiel, waar een albasten trans Zoo rijst, als zinkt het diep der waterlagen,-- En uit de verte lokt een maanlicht-glans, Een troost van medelij voor wie vertsagen: Een kreet van levenslust dringt uit het hart, En duizendwerf, tot in het hart der aarde, Weergalmt hij door het doodenri
PREV.   NEXT  
|<   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36  
37   38   39   40   41   42   43   >>  



Top keywords:

weenen

 

duizend

 

toorts

 
stilte
 

tranen

 
afgrond
 

klotsen

 

eeuwen

 
Mathilde
 
duister

gedreven

 

ontzield

 
voortgebracht
 
schepselen
 
droomen
 

schacht

 

klacht

 

huivrend

 

schoonheid

 
schromen

wortlen

 
stroomen
 

slechts

 

schragen

 

waterlagen

 

drijft

 
albasten
 
maanlicht
 

duizendwerf

 

dringt


Weergalmt

 

doodenri

 

levenslust

 

medelij

 

troost

 

vertsagen

 

dichter

 
minnen
 

haatte

 

liefde


schijnt
 

Verstijfd

 
dragen
 
spookt
 
wagglend
 

fakkelglanzen

 

gewelf

 
waarlangs
 
doodendans
 

zeggen