FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41  
42   43   >>  
eprevel als verloren. De grijze zoekt den vrede in eigen-kwellen, En wil zich martlen tot een heilig man, En schijnt geen traan van 't zinkend oog te tellen,-- Doch zon en bloem en vogel gruwt er van: Hij zoekt het leed, dat zij verblijd ontsnellen,-- En vrede heeft, wie vreugde vinden kan... LVIII DE GRIJSAARD OP DEN BERG Nog had de nacht haar wieken niet ontvouwd, Toen duister boven stroom en delling zweefde,-- Daar zit een man, die honderd jaar doorleefde, En oogt op 't mijm'rend, zinkend avond-goud.... --"Hier heb ik 't eindelooze heir aanschouwd, Dat op een wenk ten dood, ten oorlog streefde, En zong in de' avondstond, waar 't zwerk van beefde... Dwaas, wie op de eeuwigheid der kracht vertrouwt!" "Gij zaagt hen gaan, en duizenden niet keeren: Waar bleven zij, wien 't vallen is gebeurd? Laat, grijze, dit me uw wijze lippen leeren!"-- Hij schudde 't hoofd, als een, wiens ziele treurt, Dat ze op haar vragen antwoord moet ontberen.... En 'k heb een traan in 't peinzend oog bespeurd.-- LIX EEN DENKER Des denkers kluis baadt in de bleeke stralen Der maan, die door 't gewelfde venster tijgen, En, op de hand het hoofd, in roerloos zwijgen, Zit daar de denker sinds het zonne-dalen. En 't nachtlijk koeltje suist door de espe-twijgen De kluis in, om door lokken heen te dwalen Van zilver, die met maanlicht-zilver pralen; Doch hij doet meer den sneeuwen baard nog nijgen. Daar oop'nen zich de lippen. Om te spreken? Ja, langzaam zweven door de kluis de tonen, Als door den mond aan 't volle hart ontweken: "Wat kan, wien weet te wezen, zoo beloonen Voor levend dood zijn, als, ten sprekend teeken Van vree, met wat hij weet, 't geloof te hoonen?" LX OPDELVING Nog gaapt de mulle muil van de spelonk, Waar delvers knook en kei naar 't zonlicht wendden, En toen zij kei en knook en hoofd herkenden, Was 't, of de vreugde hun uit de oogen blonk. Zij ijvren, 't rif des voorzaats, die verzonk In 't zand voor duizend, duizend jaar, te schenden, Des mans, wiens levenskracht zwol in zijn lenden, Toen hij dees lucht met bolle longen dronk. En nu: miljoenen zijn door ons vergeten, Ons werd noch liefde voor hen ingescherpt, Noch haat: wij kunnen hen geen broeders heeten. En zal, als zand op ons de spade werpt, De blijde nazaat, wat wij waren, weten, Wiens voet de kiezels onzer groeven knerpt? LXI BIJ 'T GRAF Men droeg den grijze plechtig naar het graf,
PREV.   NEXT  
|<   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41  
42   43   >>  



Top keywords:

grijze

 

zilver

 

duizend

 
lippen
 

vreugde

 
zinkend
 

sprekend

 

teeken

 
levend
 
beloonen

spelonk

 

OPDELVING

 
geloof
 
hoonen
 
knerpt
 

nijgen

 

sneeuwen

 

plechtig

 

maanlicht

 
pralen

spreken

 
delvers
 

langzaam

 

zweven

 

ontweken

 

groeven

 
blijde
 
longen
 

nazaat

 

lenden


miljoenen

 

heeten

 

ingescherpt

 

broeders

 

liefde

 

vergeten

 

levenskracht

 
zonlicht
 

wendden

 

herkenden


ijvren
 

schenden

 
dwalen
 
kiezels
 
voorzaats
 

verzonk

 

kunnen

 
honderd
 
doorleefde
 

zweefde