FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   >>  
wam hij vergruizen, De strenge dood, die leeft van ziels-beproeven, En deed de dooden in paleizen huizen, Waar zij geluk noch ongeluk behoeven. Hij brak den mensch van ziel en stof voor immer, En schonk aan graf en stof een eeuwig leven, Want al, wat niet te splitsen valt, sterft nimmer. Voor het bestaan is 't heel verleen te vinden, En de eindelooze toekomst na het sneven: Wij rusten langer dan wij 't leven minden!-- XCVIII HET GROOTSCHE DENKBEELD Een zwerver zet zich op de zachte zoden Van geurig groen, die 't woud des bergs bezoomen, En de effen-blauwe hemel doet hem droomen En 't mos, dat krielt van bezien, de rooden. En 't spelend koeltje ritselt door de boomen, En schuift hem beuke-loovers toe, de dooden.... Tot zacht gemijmer schijnt Natuur te nooden, En 't grootsche denkbeeld heeft hem ingenomen: "Natuur, Gij waart, toen God het: "Wees!" deed hooren; God heeft u, als ge zijt, op eens gedacht, En ons het heerschen over u beschoren!" Hij deed God spreken, denken, gaf Hem kracht: Hij sprak, en naar zijn beeld werd God geboren En God werd mensch: hij werd van Gods geslacht. XCIX VAARWEL AAN 'T WOUD Mijn lievlings-plekje in 't woud, waar 't groene dak Een blauwer schoort, en schemer-schijn doet dalen Op levend loof en vol-getrosten tak, En zonnegoud langs blader-goud laat dwalen-- Vaarwel, vertrouwde stilte! waar ik sprak Wat nooit mijn hart tot menschen kan herhalen.... Gedachten-stroom, die uit mijn ziele brak, Vloei eeuwig-onbegrepen door die zalen! Vaarwel, vertrouwlijke eenzaamheid, en koor, En kleurig heir van vlinderende bloemen, En, daar in 't groen, gij, oogen, blauw van gloor! Gij hebt mij God het Leven hooren noemen,-- Gij kent mijn hart, en weet wat ik verloor.... 't Verloorne zal naast u voor 't ziels-oog doemen! C LAATSTE AANBLIK Nu voort! Ik zag haar weer, maar om te ontdekken, Dat weerzien zien is, wat ik altijd zie. Lang bleef aan haar de blik gekluisterd, die Ten elken tijde rust op hare trekken: Steeds toeft zij, waar ik ben: nooit is er, wie Een liefde, minder hoog, in 't hart kon wekken, Dat, in dien gloed gelouterd van zijn vlekken, Vereend met schoonheid, werd tot poezie. Mathilde, o, mijn Mathilde! nimmer zult Gij, die niet mensch meer zijt, u blozend schamen, En staren op uws dichters blos van schuld: Gij gloeidet met mijn gloeiend hart te zamen, Van u blijft altijd mijn gemoed vervuld: U zal ik loven onder du
PREV.   NEXT  
|<   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   >>  



Top keywords:

mensch

 
hooren
 

Vaarwel

 

nimmer

 

Natuur

 

altijd

 

eeuwig

 

dooden

 
Mathilde
 
bloemen

vlinderende

 

eenzaamheid

 
zonnegoud
 

kleurig

 

gloeiend

 
noemen
 

dichters

 

schuld

 

vertrouwlijke

 
getrosten

gloeidet

 

onbegrepen

 
vervuld
 

stilte

 

vertrouwde

 

dwalen

 

gemoed

 

menschen

 
blader
 
blijft

stroom

 

herhalen

 

Gedachten

 

trekken

 

Steeds

 

gekluisterd

 

gelouterd

 

vlekken

 

poezie

 

Vereend


wekken

 

liefde

 

minder

 
AANBLIK
 

LAATSTE

 

doemen

 
Verloorne
 
verloor
 

schoonheid

 

staren