FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   >>  
n mijmerij verzonken. Hoog, van de schoudren opwaarts, rees zijn leest De schaar te boven, die, van vreugde dronken, Bijeengevloeid was tot zijn heugnisfeest. En waar zij hem bewondering betaalde, Loech hij den hemel aan, der zonne 't meest, Die weder-lachte en alles over-straalde. Een minnedicht speelde om den fijnen mond, Doorhonigd van gezang; uit de oogen daalde Zijn schalkheid, die geen droefenis verstond. En, over 't welvend voorhoofd der gedachten, Waarde eene waarheid, zwevend nog en bont, Waar 't klare woord en de effen verf op wachtten. Dus trad hij aan, in onrust-zwangre rust, Daar langs zijn fulpen dos de blikken lachten Der zon, die hem tot dichter heeft gekust. En zoo ontving, wiens roem deez' dag vervulde, Op 't grauwe slot--zijn woon-stede--onbewust, Den dank zijns lands, der eeuwen eeuwge hulde. IRIS IRIS Ik ben geboren uit zonne-gloren En een zucht van de ziedende zee, Die omhoog is gestegen, op wieken van regen, Gezwollen van wanhoop en wee: Mijn gewaad is doorweven met parels, die beven, Als dauw aan de roos, die ontlook, Wen de dag-bruid zich baadt, en voor 't schuchter gelaat Een waaier van vlammen ontplook. Met tranen in 't oog, uit de diepte omhoog, Buig ik ten kus naar beneden: Mijn lichtende haren befloersen de baren, En mijn tranen lachen tevreden: Want, diep in zee, splijt de bedding in twee, Als mijn kus de golven doet gloren... En de aarde is gekloofd, en het lokkige hoofd Van Zefier doemt lachend te voren. Hij lacht.... en zijn zucht jaagt, mij arme, in de lucht, En een boog van tintlende kleuren Is mijn spoor, als ik wijk naar het droomerig rijk, Waar ik eenzaam om Zefier kan treuren. Hij mint me als ik hem...., maar zijn lach, zijn stem, Zijn kus.... is een zucht: wij zwerven Omhoog, omlaag; wij willen gestaeg, Maar wij kunnen noch kussen, noch sterven. De sterveling ziet mijn aanschijn niet, Als ik uit-schrei, hoog boven de wolken, En de regen-vlagen, met ritselend klagen, Mijn onsterflijken weedom vertolken. Dan drenkt mijn smart het dorstende hart Van de bloem, die smacht naar mijn leed, En, met dankenden blik, naar mij opziet, als ik, Van weedom, het weenen vergeet. En dan verschijn ik door 't nevelgordijn, Dat mijn Zefier verscheurt, als hij vliegt-- Somber-gekromd.... tot de zonneschijn komt, En op 't rag mijner wieken zich wiegt. Dan zegt op aarde, wie mij ontwaarde: "De goudene Iris lacht!".... En stil oversprei ik de vale val
PREV.   NEXT  
|<   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   >>  



Top keywords:

Zefier

 

omhoog

 

gloren

 
wieken
 

weedom

 
tranen
 

tintlende

 

kleuren

 
lichtende
 
beneden

eenzaam

 

droomerig

 
treuren
 
befloersen
 
tevreden
 

splijt

 

bedding

 

lachen

 

lokkige

 
gekloofd

lachend

 
golven
 

kussen

 

nevelgordijn

 

verscheurt

 

Somber

 
vliegt
 
verschijn
 

dankenden

 

opziet


vergeet

 

weenen

 

gekromd

 

zonneschijn

 

goudene

 

oversprei

 

ontwaarde

 
mijner
 

smacht

 

gestaeg


kunnen
 

sterveling

 
sterven
 
willen
 
omlaag
 

Omhoog

 

zwerven

 
aanschijn
 
vertolken
 

onsterflijken