en bitteren nood te redden.
Door medelijden aangedreven en hopende, dat deze erge toestand niet
zou voortduren, boden eenige fabrikanten hunnen werklieden aan met
zekere vermindering van loon te werken; en op dien grond werden er
inderdaad meer dan de helft der nijverheidsgestichten geopend.
Maar een groot getal spinners en wevers verstieten de aangebodene
voorwaarden met gramschap, en beschuldigden de fabrikanten, dat zij
uit zelfzucht van de omstandigheden gebruik maakten, om het werkloon
neder te drukken. Na elkander gedurende eene halve week te hebben
opgehitst, verdoold door onwetendheid en honger, liepen zij in
stormige scharen naar de geopende fabrieken en wilden met geweld alle
werkzaamheid doen staken. Zij mishandelden hunne makkers, die, om toch
brood voor vrouw en kinderen te hebben, de tijdelijke
loonsvermindering hadden aanvaard; zij beschadigden de gebouwen en
werktuigen, en leverden zich over aan gewelddaden, die de
tusschenkomst der gewapende macht noodzakelijk maakten.
Deze tooneelen van woest geweld boezemden den fabrikanten eenen
grooten schrik of eene diepe spijt in. Dan werden de fabrieken voor
goed gesloten en de duizenden werkmanshuisgezinnen in eene eindelooze
ellende gedompeld.
Het was bovenal in de woning van Wildenslag, dat er nood en derving
heerschte; want daar waren de kinderen talrijk, en men was er gewoon
zonder vooruitzicht en zonder zorg op voorhand alles te verteren, wat
er werd gewonnen. Moeder Wildenslag had een wreed en bitter leven; al
het verdriet en al de onwil van man en kinderen vielen op haar, en zij
hoorde den ganschen dag niets dan scheldwoorden en verwijtingen, als
ware zij inderdaad de slavin, die in het huishouden het natuurlijke
doel moest zijn van de ontevredenheid der anderen. Lieveken, die ook
deel had in de kwade bejegeningen harer broeders en zusters, was de
eenige troost, die bazin Wildenslag overbleef; want dit kind ten
minste beminde en eerbiedigde haar, en het weende tranen van liefde
en van medelijden op hare borst, wanneer de overigen haar hadden
mishandeld of gehoond.
In de woning der Damhouts deed de ellende zich zoo spoedig niet
gevoelen. De winkeliers hadden in hen meer vertrouwen, omdat zij
bekend stonden als spaarzame lieden, en gaven hun ook langer op borg.
Daarenboven arbeidde moeder Damhout, wie geen naaiwerk ontbrak, nu van
het krieken van den dag tot elf uren des avonds zonder ophouden.
Misschien wel had de zorgende vrouw eenen kleinen sp
|