FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33  
34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   >>   >|  
vaartje: er zal veel goeds van komen, ik beloof het u!" "Neen, neen, hij is achter de taptoe geloopen. Wees zeker, Lina, bazin Damhout doet haar huishouden met min dan gij. Zooals zij het schikt, kunt gij het ook schikken." "Kom, kom, Wildenslag, ieder zingt zooals hij gebekt is, en het is moeilijk, eenen ouden aap nieuwe grimassen te leeren. Laat dit liedeken achter, het is nutteloos. Weet ge wat de huisbaas zegt over bazin Damhout? Dat ze zorgend en zindelijk is, omdat ze kan lezen." "De huisbaas zegt dit om te lachen. Vrouw Damhout kan anders niet lezen dan in den almanak en in haar kerkboek. Daar zal ze toch het huishouden niet in leeren." "Dan zal het zijn, omdat Damhout minder geld verteerd, en te huis blijft, terwijl gij halve nachten in de kroeg zit te drinken en te dobbelen!" "Dit is wel mogelijk," antwoordde Wildenslag, het hoofd met ongeduld schuddende. "Wie zegt u, dat ik niet te huis zou blijven, ten minste in de week, indien hier alles niet walgelijk was als in eenen stal, en ik er slechts een vriendelijk gezicht mocht vinden; maar gij, met uwe barschheid en met uwe zorgeloosheid, zoudt een engel de deur uitjagen." De gekwetste vrouw zette de vuisten op de heupen en meende eenen woedenden uitval te doen; maar de deur vloog open en een veertienjarige jongen, wiens kleederen vol katoenvlokken hingen, sprong binnen; hij eindigde het refrein van een onbetamelijk lied, ofschoon hij eene rookende pijp in den mond hield. Aan tafel vallende, meende hij van de verbrande aardappelen te eten: maar na den eersten mondvol te hebben gesmaakt, wierp hij bulderend de vork op den schotel en viel uit in onbeschofte berispingen tegen zijne moeder. In stede van hem te bestraffen, gaf de vader hem gelijk. "Daar is mijn weekloon," zeide de jongen, drie franken ter tafel werpende. "De patatten zijn verbrand en smaken naar het zeepsop. Ik trek er van door en zal ergens gaan eten, waar men het gevaar niet loopt vergiftigd te worden." Er werd hevig getwist, omdat de jongen eenen frank van zijn loon had achtergehouden; dit tooneel vernieuwde zich, toen de vader insgelijks zijn weekgeld afgaf. Evenwel, na vele harde, grove woorden verkalmde het tempeest. "Goeden avond," juichte de jongen, "ik ga naar de _Blauwe Geit_, eene schel hesp eten." "Kom, Sander, ik ga mede," zeide de vader. "Het deugt hier niet. Na eene gansche week zuren arbeid mogen wij wel een beetje ons verzetten." "Ha, ze meenen, dat ik
PREV.   NEXT  
|<   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33  
34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   >>   >|  



Top keywords:

Damhout

 

jongen

 

leeren

 
huisbaas
 

meende

 
achter
 

Wildenslag

 

huishouden

 
onbeschofte
 
gansche

berispingen

 

gelijk

 
weekloon
 
schotel
 
bestraffen
 

moeder

 

arbeid

 

vallende

 

rookende

 
onbetamelijk

ofschoon

 
verbrande
 

aardappelen

 

gesmaakt

 

bulderend

 

hebben

 
mondvol
 
verzetten
 

eersten

 

werpende


achtergehouden

 

tooneel

 

juichte

 

Blauwe

 

getwist

 

Goeden

 

vernieuwde

 
woorden
 

verkalmde

 

Evenwel


tempeest
 

insgelijks

 
weekgeld
 
refrein
 
meenen
 

zeepsop

 

ergens

 
Sander
 
smaken
 

patatten