k u altezamen den hals, oudersverdriet dat ge zijt!"
Nauwelijks had de moeder het huis verlaten, of de kinderen begonnen
met de bloote voeten in het gestorte zeepsop te dansen, zoodat de
muren en het huisraad geheel met slijkige vlekken werden bespat.
Zij stoven verschrikt uiteen, toen hun vader zich onverwachts op den
dorpel vertoonde. De reuk van het verbrande eten ontrukte den man een
gegrom van ontevredenheid; de zeepsopdamp en het slijkig water op den
vloer deden hem huiveren, en zijn gelaat verkrampte tot eene
uitdrukking van walg en verdriet:
"Waar is moeder?" vroeg hij.
"Naar de _Blauwe Geit_, bij Pier de Knul," antwoordden de kinderen.
"Bij Pier de Knul?"
"Om u te halen, vader."
"Ha, daar zijt gij, morsige prij!" kreet hij, toen hij zijne vrouw zag
binnenkomen. "Wat is dit hier voor een stal? Waarom wascht gij die
smerige doeken des avonds, als ik te huis zal komen? Gij hebt zeker
weer den ganschen dag rondgeloopen en gaan babbelen bij de geburen?"
"Tistje, ga, roep uwe zuster Godelieve," zeide de vrouw tot een der
kinderen, zonder schijnbaar acht te geven op de harde berispingen
haars echtgenoots.
"Ik krijg de koorts, zoohaast ik eenen voet in uw varkenskot zet,"
hernam deze. "Ik heb goesting om er uit weg te vluchten en er nooit
meer weder te keeren. Werk dan al eene gansche week, en beul u af en
zweet om geld in het huishouden te brengen; dan vindt gij des
Zaterdags zwartgebrande patatten en eenen smerigen boel, die u van
walg het hart in het lijf doet keeren.
--Gaat gij spreken?"
"Ba, spreken," hernam de vrouw spottend, "ik lach met al wat gij zegt.
Meent gij, dat gij mij gehuurd hebt en dat ik uwe meid ben? Bevalt u
het eten niet, laat het staan; is het huis niet zuiver genoeg naar
uwen zin, kuisch het zelf, indien gij lust hebt, domme praatmaker!"
De man hief de hand op en scheen zijne vrouw te bedreigen.
"Zoo, zoo?" riep zij, "de vuisten jeuken u vandaag? Kom, Wildenslag
lief, houd u niet in. Zoudt ge gaarne weder met een aangezicht vol
krabben naar de fabriek gaan? Gij moet het maar zeggen; ik ben gereed,
indien een borstelingsken u plezier kan doen. Zwijg liever en eet in
vrede: de patatten zijn maar een beetje verbrand; daarenboven,
schreeuwen, schelden en slaan zullen ze niet beter maken."
Eensklaps trad er een zevenjarig meisje stil en langzaam in de kamer.
Zij was mager en scheen ziekelijk; maar hare blauwe oogen glinsterden
als parelen, en op haar fijn mondje speelde
|