te oordeelen
naar hunne fletsche kleur en bleeke lippen, schijnen allen aan
bloedarmoede te lijden, hetgeen mede een gevolg kan zijn van hun
leven in de donkere, vochtige bosschen. Zij spreken de oude taal der
Mayas, en leven van de jacht, de vischvangst en het bebouwen hunner
kleine akkers. Hunne hutten zijn zindelijk, en men vindt er altijd
een voorraad van tabak en katoen, van mais en vruchten; zij hebben
geen aardewerk, maar behelpen zich met kalebassen. Hunne voorvaderen
stonden, voor den ondergang van hun volk, op vrij wat hooger trap
van beschaving.
XI
Om van Yachilan naar Peten te gaan, kan de reiziger tusschen twee
wegen kiezen: hij kan de Usumacinta opvaren, die eenige uren verder den
naam aanneemt van rio de la Passion; of wel, dwars door de bosschen,
den zoogenoemden Camino Real (koninklijke heerbaan) volgen, die
feitelijk niet anders is dan een afschuwelijk, onbruikbaar voetpad,
waarvan de Indianen gebruik maken.
Maar nog afgezien van haar sterk verval, maakt de rivier zuidwaarts
een zeer grooten omweg, alvorens zij zich naar Libertad wendt; en hoe
slecht de landweg ook moge zijn, toch is hij altijd minder bezwaarlijk
voor onze manschappen, die zwaar beladen kano's tegen stroom moesten
optrekken; bovendien hebben wij onze muildieren, die op ons wachten,
en die door de dagen van rust, aan den oever der rivier doorgebracht,
nog volstrekt niet op hun streek zijn gekomen. Zij zijn nog even
mager als vroeger, en nog steeds bedekt met afschuwelijke wonden,
die door de reis erger zullen worden. Wij slaan dus het pad in,
dat twee dagreizen verder, op den weg naar Peten uitloopt.
Omstreeks het midden van onze eerste dagreis, ontmoeten wij Pepe Mora,
den onverschrokken montera; hij is zeer vermagerd en ziet er zeer
afgemat uit: de koorts laat hem niet los, maar hij wil zijn post
niet verlaten, voor hij het geheele district heeft onderzocht; hij
denkt zelfs over de stichting van eene kolonie en heeft oranjeappels
en cherimayos gezaaid, waarvan de roode vrucht bijna geen pit heeft;
hij geeft ons eenig zaad van deze zeldzame soort en voegt er een zak
met gerookt wilde zwijnenvleesch bij. Wij bedanken den braven man,
dien wij niet weder zullen zien, en komen omstreeks vier uren aan
onze eerste pleisterplaats.
De kleine rivier die ons tot richtsnoer heeft gediend is niet diep:
zij heeft nauwelijks drie voet water, maar de oevers zijn buitengewoon
steil; de beladen muildieren dalen niet dan met weerzin lan
|