or
in de plaats te stellen dat nooit meer was en is dan eene karikatuur
der europeesche beschaving.
XIII
Van Copan naar Oaxaca is een lange reis, waarvoor wij twee maanden
noodig hebben. De beschikbare ruimte ontbreekt ons, om dezen langen
en vermoeienden tocht, dwars over de groote keten der Cordillera,
in bijzonderheden te beschrijven. De weg voerde ons meermalen door
wonderschoone indrukwekkende wouden, door prachtige landschappen, maar
hij was vermoeiend in de hoogste mate: nu eens gingen wij, zwoegend
en hijgend, te voet, dan reden wij te paard, somwijlen zelfs moesten
wij door menschen gedragen worden; zonder de vriendelijke hulp van de
pastoors in het gebergte, zou het ons moeite genoeg gekost hebben, de
plaats onzer bestemming te bereiken. Eindelijk, eindelijk bereikten
wij de vallei van Oaxaca en kwamen in de stad van denzelfden naam:
menschen en beesten waren ter dood vermoeid en uitgeput.
Om naar Mitla te gaan, keeren wij op onze schreden terug en begeven ons
naar Santa-Lucia, beroemd om zijne hanengevechten. Twee mijlen verder
ligt, verscholen onder het dichte lommer van goyaven, cherimoias en
granaatboomen, het aardige, bevallige dorp Santa-Maria del Tule. De
reusachtige boom, Sabino genaamd, die het pleintje van eene kleine
kapel overschaduwt, is door de gansche republiek bekend; van verre
gezien, gelijkt de omvangrijke kruin een klein bosch; van nabij wekt
de oude boom onwederstaanbaar onze bewondering door zijn geweldigen
omvang en zijne onuitputtelijke levenskracht.
Op het dikste punt heeft de stam een omtrek van veertien schreden of
ongeveer dertien el; tot op twintig voeten boven den grond behoudt
hij bijna dezelfde afmeting. Daar splitst zich de reusachtige stam,
en zijne machtige takken, in omvang gelijk aan honderdjarige eiken,
verspreiden tot op honderd voeten afstands hunne verkwikkende
schaduw. Hij is niet zoo hoog, als zijn geweldige omvang eigenlijk
zou vorderen: ik reken dat hij niet hooger is dan negentig voet.
De Indianen bewaken den eerwaardigen boom met angstvallige zorg,
opdat geen profane hand hem schende. Zij koesteren jegens den Sabino
eene bijgeloovige vereering; niemand mag hem bezoeken dan onder
hun geleide; elken dag reinigen zij den grond rondom den voet des
booms; en zij zouden nooit toelaten, dat iemand een takje of twijgje
afbrak. Sommige reizigers verklaren dit wonder van het plantenrijk
door de vereeniging van drie verschillende stammen, die saamgegroeid
zoud
|