van Chichen, vierkant als dat van Tayasal, van dezelfde
afmetingen en eveneens met een fraai peristijl.
Wij erkennen dus in Tayasal de dochter van Chichen-Itza; haar
moeder hebben wij te begroeten in Tikal, waarheen wij den lezer
gaan voeren. De voorname reden van de verhuizing der Itzaes naar het
zuiden was ons onbekend: Tikal zal daarover licht verspreiden; wij
waren nog in het onzekere omtrent de richting en den voortgang van
de tolteeksche kolonisatie in Yucatan: Tikal zal met onwederlegbare
bewijzen op onze vragen een antwoord geven; Tikal eindelijk zal een
geheel nieuw probleem oplossen en ons bekend maken met den invoed
der tolteeksche beschaving in de noordelijke steden van Guatemala,
Coban, Copan, Quiriga.
Tikal ligt ongeveer vijf-en-veertig kilometers ten noordoosten van
Flores, aan de zuidelijke grens van het schiereiland Yucatan. Deze stad
werd laatstelijk bezocht door twee wetenschappelijke onderzoekers:
door Bernouilli en door Alfred Maudsley. Bernouilli werd ontijdig
door den dood aan zijn werkkring ontrukt en het verhaal zijner reis
is verloren gegaan, maar gelukkig heeft hij belangrijke en zeer
merkwaardige dokumenten omtrent Tikal nagelaten. Deze dokumenten,
waardoor wij in staat worden gesteld, der stad hare plaats in de
geschiedenis aan te wijzen, bestaan in een twaalftal stukken gesneden
hout, die de reiziger door Indianen van Flores uit de tempels liet
wegnemen. De andere reiziger Alfred Maudsley schijnt van Guatemala
zijne bijzondere studie te hebben gemaakt en heeft zich door zijne
werken bereids een welverdienden naam verworven. De aanteekeningen
en photografieen, die hij van Tikal heeft medegebracht, zijn ons bij
de beschrijving der stad van zeer groote dienst geweest.
De belangrijkste gebouwen zijn de tempels, op hooge pyramiden
gebouwd, die terrasvormig zijn aangelegd. Aan de voorzijde bevindt
zich de groote trap, die naar de poort van den tempel voert;
de tempel zelf staat eenigszins achterwaarts op het plat, en de
achterzijde der pyramide loopt veel steiler af dan de voorzijde en
de beide kanten. Datzelfde merkten wij ook te Lorillard zoowel als
te Palenque op.
De basis van de pyramide heeft een breedte van honderd-vier-en-tachtig
engelsche voeten en eene diepte van honderd-acht-en-zestig; de trap
is acht-en-dertig engelsche voeten breed. Deze trap heeft eene lengte
van honderd-twaalf voet; de gemiddelde hoogte van de pyramide zou
dus negentig voet bedragen; de tempel is een-en-ve
|