monolithpijlers van
ongeveer veertien voet hoogte. Drie breede en lage deuren geven
toegang tot deze zaal, waarvan de vloer bedekt was met eene dikke
laag cement. Rechts voert eene donkere smalle gang naar eene eveneens
bepleisterde binnenplaats, waarvan de muren, evenals de voorgevel
van het paleis, met mozaiekpaneelen en figuren in steenen lijsten
zijn versierd. Deze binnenplaats is vierkant; op haar komen vier
lange en smalle kamers uit, die van onder tot boven met mozaieken en
relief zijn bedekt. De posten der deuren zijn geweldige steenblokken,
die een omvang hebben van vijf of zes meter.
Het tweede en het derde paleis hebben zeer sterk geleden. Van het
tweede is alleen de poort met haar gebeeldhouwde post staande gebleven,
benevens twee pijlers in de hal. Van het vierde paleis is vooral
de zuidelijke gevel zeer goed bewaard gebleven. Maar zuidwestwaarts
bevinden zich nog vier andere paleizen, die half gesloopt en onder
den grond begraven zijn, waarboven de muren nog slechts ter hoogte
van drie of vier voet uitsteken. De Indianen hebben tusschen deze
ruinen en op de binnenplaatsen hunne woningen gevestigd.
De bouwmaterialen van deze monumenten zijn zeer eenvoudig: zij zijn
opgetrokken uit aarde, met groote keien vermengd en met eene soort
van steenen tegels bekleed. Onder de ruinen strekken zich kelders
uit; zij werden reeds eenmaal geopend, maar de vijandige houding der
Indianen noodzaakte den toegang weder te sluiten, eer men de kelders
had kunnen onderzoeken en zien wat zij bevatten.
Wij weten niet met juistheid uit welken tijd de monumenten van Mitla
dagteekenen, maar zij kunnen kwalijk ouder zijn dan die, waarvan
wij reeds gesproken hebben. Hun ondergang dagteekent echter reeds
van vroeger tijd: Orozco y Berra verzekert dat zij verwoest werden
door Ahuizotl, dat is dus tusschen de jaren 1490 en 1500; overigens
valt de verwantschap tusschen deze gebouwen en de tolteeksche of
mexikaansche monumenten niet te miskennen. Mitla was eene beroemde
heilige plaats en de begraafplaats der koningen van Teotzapotlan. Toen
de gebouwen nog ongeschonden waren, bevatten zij vier gebeeldhouwde
kompartimenten boven den grond, waarmede vier andere lokalen onder
den grond overeen kwamen.
Een der eerstgenoemde vertrekken was bestemd voor de woning van
den opperpriester; een ander voor de huisvesting der priesters; het
derde vertrek was voor den koning, als hij te Mitla kwam; het vierde
eindelijk voor de heeren, die het he
|