ten,
te bekeeren en te beschaven. Zij traden meer op als zendelingen en
predikers en wonnen op die wijze de inlanders voor zich, even als
de Boeddhisten op Java deden, waar zij de taal hunner bekeerlingen
overnamen en prachtige tempels ter eere van Boeddha stichtten. Zoo
namen ook de Tolteken de taal over van de landen, die zij beschaafden,
en bouwden ook tempels en paleizen, die echter de vergelijking met
de javaansche monumenten niet kunnen doorstaan.
Uit dit alles blijkt dus overtuigend dat de tolteeksche stammen uit
het zuiden in Yucatan zijn gekomen. Wij hadden dus recht te beweren,
dat de gewone verklaring van het verlaten van Chichen-Itza door
hare inwoners, omstreeks het jaar 1440, niet aannemelijk was; wat
ook verder tot dien uittocht aanleiding moge gegeven hebben, zeker
moet de hoofdreden gezocht worden in de nog levende herinnering aan
de door hunne voorvaderen gestichte kolonien in het zuiden van het
schiereiland. Tikal moet het middelpunt van die nederzettingen zijn
geweest; Tikal bestond misschien toen nog; de caciquen van Chichen
hadden ongetwijfeld betrekkingen met die stad onderhouden, en toen
zij den weg insloegen naar deze stad, de bakermat van hunne familie,
handelden zij geheel in den geest der traditie.
XII
Als wij geloof mogen hechten aan het verhaal, dat de pastoor van
Santa-Cruz del Quiche aan Stephens deed, dan bestond er te Coban eens
groote stad, die hij bezocht had en waarvan hij met groote verbazing
gewaagde. Nooit heeft iemand ons over deze stad gesproken, die tot
dusver aan de nasporingen der reizigers is ontsnapt; maar het is
zeer waarschijnlijk dat Coban eene nederzetting was van dien tak der
Tolteken, die Tikal stichtte en die zich van daar naar het oosten
richtte, waar hij achtervolgens Copan en Quiriga, in de provincie
Chiquimula, grondvestte.
Copan was ten tijde van de verovering nog eene bloeiende stad, evenals
Utatlan, Itatlan, Xelahu, Patinamit en andere steden in Guatemala, door
Alvaredo verwoest. Hernandez de Chaves, een zijner onderbevelhebbers,
kreeg in last zich van Copan meester te maken. Dit geschiedde in
1530. Volgens Juarros, wiens zegsman Francisco de Fuentes de stad
bezocht, was de groote circus van Copan in 1700 nog ongeschonden
in wezen.
De zonderlingste en merkwaardigste monumenten van Copan zijn de uit
een steenblok gehouwen afgodsbeelden, die wij ook reeds, zij het ook
minder afgewerkt, te Tikal hebben aangetroffen. Wij vinden te Copan
dezelfde i
|