|
aar sluier, en zond een innig
smeekgebed tot God omhoog.
Nu voegde Sanballat zich bij hen.
--Sheik, zeide hij, ik ben even in den stal geweest. De paardjes bevinden
zich in den besten welstand.
Ilderims oogen glinsterden van voldoening, maar hij antwoordde bedaard:
Mochten zij het onderspit delven, dan hoop ik dat dit voor een ander dan
Messala zal zijn.
--Zie, zeide Sanballat, zich tot Simonides wendende, hier is iets dat u
belang zal inboezemen. Ik deelde u reeds mede, dat ik gisteren een
weddenschap met Messala heb aangegaan, en het aanbod tot een tweede
achterliet, die mij, zoo het aangenomen werd, hedenmorgen moest bezorgd
worden. Hier is zij,... en dit zeggende overhandigde hij Simonides een
tafeltje.
Simonides nam het en las het memorandum met aandacht.
--In orde, zeide hij. Van morgen lieten zij mij vragen, of het waar was,
dat gij over zooveel geld te beschikken hadt. Bewaar het tafeltje goed.
Verliest gij, welnu, gij weet waar gij u vervoegen kunt. Wint gij--O
mijn vriend! als gij wint, pas dan op. Laat niet toe, dat zij u
ontsnappen. Dwing hen u tot den laatsten penning te betalen. Zij zouden
het ons ook doen.
--Verlaat u op mij, antwoordde Sanballat.
--Wilt gij niet bij ons komen zitten? vraagde Simonides.
--'t Is heel vriendelijk van u, maar als ik niet bij den consul blijf
wordt jong Rome te overmoedig.
De pauze was afgeloopen. Trompetgeschal riep de afwezigen naar hunne
plaatsen terug. Tegelijkertijd verschenen eenige bedienden in de arena,
klommen op den scheidsmuur, gingen naar een uitstekje bij den tweeden
paal aan het westeinde en legden er zes houten ballen op. Vervolgens
keerden zij terug naar den eersten paal en legden op een dergelijk
uitstekje zes houten dolfijnen.
--Wat beteekenen die ballen en die visschen, Sheik? vraagde Balthasar.
--Hebt gij nog nooit een wedren bijgewoond?
--Neen, dit is de eerste maal.
--Wel, daar telt men mede. Na iederen rondgang wordt een bal en een
visch weggenomen.
De voorbereidingen waren afgeloopen. Een trompetter stond gereed om op
het bevel van den prefect het signaal te blazen. Het gejoel en gepraat
verstomde. In gespannen verwachting keerden alle hoofden zich naar de
nog gesloten stallen, waar de zes mededingers wachtten.
De ongewone kleur op het gelaat van Simonides toonde duidelijk, dat hij
alles behalve kalm was, terwijl Ilderim onrustig in zijn baard woelde.
--Let nu op den Romein, zeide Iras tot Esther, die met een klop
|