FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220  
221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   >>  
de afhankelijkheid, niet waar? En wat ziet gij als hunne onderlinge verschillen? Een, grovere of fijnere, gradueering van hunne vermogens niet waar? Den een--bepalen we ons nu tot de menschheid--noemt gij dwaas; den ander verstandig; een derde wijs. Maar allen bij elkaar, de machtigen en de geringen, trots al hunne onderlinge verschillen, ziet ge nu toch niet anders dan als heel kleine kinderen, in de armen van dien eenen, oneindigen God-Vader, het Leven. Denkt U nu eens, dat dit Goddelijke Leven de altijd door werkende evolutionnaire tendenz heeft: van den dwaas een verstandige, van den verstandige een wijze te maken; dat het Leven daartoe allerlei middelen aanwendt, die ons aangenaam of omaangenaam aandoen; ja dat het Leven-zelf met dat doel heel ons actief-zijn en heel ons passief-zijn onverwrikbaar predestineert. En dan ziet ge plots en duidelijk, dat wat wij "straf" noemden, slechts een van die ons onaangename middelen ter opvoeding, ter verhooging, en niets anders, is, en wat wij "belooning" noemden: een van die ons aangename middelen, evenzeer ter opvoeding en verhooging en tot niets anders. En hieruit begrijpt ge tevens [p.258] dat de termen "straf" en "belooning", voor zoover men ze niet afgescheiden van het begrip "vergelden" kan denken, hier onjuiste termen zijn: het Leven vergeldt niet, dat doet slechts de wraakgierige, of gevleide, of dankbare mensch. Het Leven kent ook geen "zonden" en "deugden." Het kent niet anders dan graden van ontwikkeling, die in hoogere graden moeten overgaan; het wil niet anders dan: groei. Ongetwijfeld, ge bemerkt 't allicht nu reeds: hier rijzen tallooze vragen, hier doemen tallooze moeielijkheden op. Welnu, ik wensch U, moogt gij spoedig zoozeer groeien, dat gij U met hart en ziel aan het vinden van een antwoord-voor-Uzelf wijden wilt.--Allicht zult ge nu intusschen hebben begrepen--wat kan ik voor U zijn, als ge mij niet kent?--dat wanneer ik, een aanhanger van deze religieuse en wijsgeerige denkwijze, mij in de verhoudingen van: "straf", "belooning", "zonde" en "genade" verdiep, ik dat alleen doe, om het wezen van een ander te begrijpen, zooals hier dat van onzen middeleeuwschen dichter, maar dat voor mij deze begrippen hebben afgedaan. * * * * * IIIb "Hoort wes (wat) si sal beghinnen," zegt nu onze dichter, na te hebben verhaald, hoe Beatrijs hare kinderen verlaat, om zich naar het klooster te begeven. En plots glimlachte mijne V
PREV.   NEXT  
|<   196   197   198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220  
221   222   223   224   225   226   227   228   229   230   231   232   233   >>  



Top keywords:

anders

 

belooning

 

hebben

 

middelen

 
opvoeding
 

verhooging

 

slechts

 
verstandige
 

graden

 
noemden

kinderen

 
onderlinge
 

verschillen

 

tallooze

 
dichter
 

termen

 

vragen

 

moeten

 

allicht

 

antwoord


vinden

 

rijzen

 

doemen

 
moeielijkheden
 

groeien

 

Ongetwijfeld

 
bemerkt
 

zoozeer

 

overgaan

 

ontwikkeling


hoogere

 

wensch

 

spoedig

 

beghinnen

 
afgedaan
 

verhaald

 
begeven
 

glimlachte

 

klooster

 
Beatrijs

verlaat

 

begrippen

 
wanneer
 

aanhanger

 
religieuse
 

wijsgeerige

 
begrepen
 
intusschen
 

wijden

 
Allicht