e woorden waren;
nu alles, menschen en gebeurtenissen, ons toeroept: "het uur is daar!
toont wie gij zijt!" nu zijn wij oneenig! nu strijden wij met verdeelde
krachten, als hadden wij nooit in dezelfde rangen de wapenen van woord
en geest voor 's lands eere gevoerd; nu staan wij eendrachteloos en
zonder beraad, verspreid rond het heiligdom van ons bedreigd
volkebestaan!
Wie zal de verstrooide scharen weder vereenigen en ten strijde voeren
voor moedertaal en vaderland? Wie van ons heeft door zijne ondervinding,
door zijne lange loopbaan, door zijne wetenschap, door zijn kalm vernuft
nu reeds het recht bekomen om aan de spits zijner broederen te staan?
Willems alleen bezat dit recht; hij was wel metterdaad onze wettige
vorst in het rijk der vaderlandsche letteren, vermits dit rijk dreigt in
te storten bij zijnen dood. O, Willems, Ledeganck, roemrijk
bardenpaar, nu in de hemelzaligheid vereenigd, gij ziet wellicht met
treurnis van uit den schoot der Godheid op ons neer; misschien vertroost
onze dankbare hulde uwe schimmen niet gansch over het plicht vergeten,
waarin eene onbesefbare dwaling ons gedompeld houdt.--Zoudt gij vreezen,
dat de Vlaamsche scharen, door onderling mistrouwen verzwakt, eindelijk
bezwijken zullen? Dat uw voorbeeld, uw arbeid nutteloos zal worden
gemaakt?
Ha, neen! neen, niet waar? Gij verheugt u, omdat uw oog in het goddelijk
boek der toekomst heeft mogen lezen: _Het Vlaamsche volk zal niet
vergaan_! Gij lacht ons vroolijk toe uit den Hooge, omdat gij hoopt, dat
hier, bij uwe graven, omgeven door den wasem, die uit uw heilig
overschot opstijgt, wij onze harten openen zullen voor het volle gevoel
van onzen dierbaren plicht; omdat gij hoopt, dat een straal der
broederliefde ons verlichten zal; dat wij, overwegende wat uwe
nagedachtenis van ons eischt, ons mistrouwen zullen afleggen om met
vereende krachten te doen wat gij ons hebt voorgeleerd;--om den last te
volvoeren, welken gij, betreurde barden, met uwen roem ons tot erfdeel
naliet!
O, landgenooten, kunstvrienden, die uit alle gouwen van Belgie hier op
Arteveldes geboortegrond, bij Willems' laatste rustplaats, vergaderd
zijt, o, mocht het zoo geschieden! Mocht in deze onze plechtige hulde
aan de nagedachtenis van eenen dierbaren doode het vaderland de weldaad
der herstelde eendracht vinden!
Zijn wij niet altemaal broeders in den Vlaamschen bloede? Is het niet
dezelfde zucht, die onze harten jagen doet? Arbeiden wij niet te gader
voor Vla
|