n, laster en
verdrukking lijden. Hij, die de waarheid verkondigt, neemt het looden
kruis der miskenning op de schouders ... maar is het niet in het vuur
dat het edelste metaal wordt gelouterd? Zijn het niet de hinderpalen en
de strijd zelf, die de mannelijke ziel verheffen tot het volle gevoel
harer macht? Welaan, de haat, de nijd, de tweedracht uit ons midden
weggezweept, de handen saamgeslagen, de broederkus gewisseld ... en dan
met stalen overtuiging voortgewerkt, getoond wat Vlaamsche krachten en
Vlaamsch geduld vermogen. Vooruit! God is rechtvaardig. Hij zal ons de
zege schenken....
En kunnen wij het werk niet gansch volvoeren, onzen zonen reeds van in
de wiege toegeroepen: "Kind, zoon van Artevelde, o groei haastig op tot
eenen Vlaamschen man! Uwe moedertaal wil men vernietigen, uw geslacht
wil men verdelgen; gij moet leeraar zijn in den tempel der Vlaamsche
wedereisching, leeraar en strijder voor moedertaal en vaderland!"
En zoo, vrienden, broeders, zoo blinke eens weder in de toekomst de star
van Vlaamsch Belgie als een licht van roem, van voorspoed en van ware
vrijheid!
REDEVOERING
UITGESPROKEN TER GELEGENHEID DER MEERDERJARIGHEID VAN Z.K.H. DEN HERTOG
VAN BRABANT DEN 8^{sten} APRIL 1853.
Mijnheeren,
Uit den schoot onzer Maatschappij is de eerste oproep uitgegaan, om van
den 18den verjaardag des hertogs van Brabant een heuglijk tijdstip,
eene grootsche vaderlandsche plechtigheid te maken. Haar valt nu ook de
eer te beurt, allereerst den feesttoon aan te heffen en de komst van den
blijden dag te verkondigen.
De gezangen, die hier zoo begeesterd uit Vlaamsche borsten stroomen,
zijn het voorspel van het ontzettend zegelied, dat morgen over gansch
Belgie losbreken zal en het luisterend Europa als een toon van hoop, van
betrouwen en van liefde moet doorklinken....
Morgen zullen millioenen menschen, armen en rijken, kinderen en
grijsaards, met kloppend hart op den vloer des tempels nederknielen;
overal, waar het teeken der verlossing boven 's Heeren woning zich
verheft, zullen de zielen in plechtige uitstorting zich vereenigen; de
wierook zal branden op de duizenden altaren van Belgie, en met zijne
geurige walmen zal de dankbare bede van een geheel volk smeekend
opstijgen, tot voor den troon van God, die onzen geboortegrond zoo mild
gegezend heeft.
Maar de menigte zal opstaan en het heiligdom, na volvoering van den
plicht, verlaten; zij zal in onbegrensde vreugd uitstroomen over het
land
|