FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169  
170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   >>   >|  
t ontsteld; u is iets onaangenaams geschied." "Iets onaangenaams? Wie heeft u dit gezegd?" mompelde Segher Wulf verwonderd. "Mijn hart beeft; ik zie het in den grond uwer oogen, vader." "Welnu, ja, mijne lieve Dakerlia. Mher Tancmars zoon, de arglistige Ghyselbrecht, durfde in tegenwoordigheid der ridderen beweren dat de Kerels niet vrij geboren zijn en altijd slaven zijn geweest." "Onmogelijk!" kreet Dakerlia met eene vonk van verontwaardiging in den blik. "Ja, het is zoo, mijn kind; en hij ging zooverre in zijnen onbeschaamden overmoed dat hij ook den Erembalds en zelfs uwen vader hunne vrije geboorte durfde ontloochenen." "De booze valschaard! Was er dan geen ridder, geen Erembald daar om hem den lasterenden mond te sluiten?" "Gij wilt zeggen, mijn kind, dat ik onmiddellijk de eer van ons had moeten wreken?" "Neen, gij niet, vader", antwoordde Dakerlia, eensklaps bedarende, "gij zijt te oud; maar hebben onze jonge ridders dan geen Kerlenbloed meer in de aderen?" "Ah, Dakerlia", riep Bobrecht, "wees zeker, ware ik heden ten hove geweest, ik hadde den onbeschaamden Isegrim mijnen handschoen in het aangezicht gesmeten!" "Het is juist wat ik heb gedaan", zeide Segher Wulf ... "Nu, Dakerlia, waarom verbleekt gij dus? Indien een ander ridder, zonder wraak te eischen, ons geslacht zoo diep had laten hoonen, gij zoudt hem lafaard noemen en hem minachten. Wees dus rechtvaardig voor uwen vader en prijs hem, omdat hij zijnen plicht getrouw bleef." "O, God, de wolk, de duistere wolk aan onzen schoonen hemel!" klaagde Dakerlia met de handen opgeheven. "En heeft Ghyselbrecht uwen handschoen opgeraapt?" vroeg Robrecht. "Neen, de lafaard zocht een uitvlucht in de bewering dat ik, als Kerel, geen vrij man zou zijn en hij, edel geboren, dus dezen kamp niet mag aanvaarden." "Ach, vader, hoe hebt gij mij doodelijk verschrikt!" zuchtte Dakerlia, met oogen die van plotselijke blijdschap straalden. "Ghyselbrecht heeft geweigerd? Ik voel mij genijgd om onzen boozen vijand daarvoor te zegenen." "Gij vreest dus uitermate mij ten kamp te zien gaan, Dakerlia? Hoe dikwijls nochtans heb ik in mijn leven de eer van mijnen eigen naam of de eer van ons geslacht te verdedigen gehad? God heeft mij tot nu toe het leven laten behouden. Waarom zou Hij heden mij Zijne bescherming onttrekken?" Dakerlia wierp hare armen om zijnen hals en zeide, hem teederlijk zoenende: "Ja, ja, vader lief, gij hebt gelijk: de hemel z
PREV.   NEXT  
|<   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169  
170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   >>   >|  



Top keywords:
Dakerlia
 

Ghyselbrecht

 

zijnen

 
onaangenaams
 

geslacht

 
geweest
 

onbeschaamden

 

Segher

 

lafaard

 

geboren


handschoen

 
durfde
 

ridder

 

mijnen

 

eischen

 

hoonen

 

uitvlucht

 

bewering

 

handen

 
getrouw

plicht

 

rechtvaardig

 
minachten
 

noemen

 

opgeheven

 

opgeraapt

 

klaagde

 
duistere
 

schoonen

 
Robrecht

straalden

 

behouden

 

Waarom

 

verdedigen

 
nochtans
 

zoenende

 

teederlijk

 
gelijk
 

bescherming

 

onttrekken


dikwijls

 
zuchtte
 

verschrikt

 

plotselijke

 

blijdschap

 

doodelijk

 

aanvaarden

 

geweigerd

 

vreest

 

zegenen